ECLI:NL:RVS:2019:1499
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 14 december 2018. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling en referent gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 14 april 2017 vernietigd, waarbij de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf was afgewezen. De staatssecretaris had op 18 augustus 2016 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, waarna bezwaar werd gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van haar uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 9 mei 2019 geoordeeld dat de eerste grief van de staatssecretaris slaagt. Het hoger beroep is kennelijk gegrond, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling heeft de zaak teruggeworpen naar de rechtbank, zodat deze kan worden behandeld en beslist met inachtneming van de overwegingen uit de eerdere uitspraak van 15 april 2019. De rechtbank had niet alle beroepsgronden van de vreemdeling en referent inhoudelijk kunnen beoordelen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 mei 2019.