ECLI:NL:RVS:2019:1499

Raad van State

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
201900222/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 14 december 2018. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling en referent gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 14 april 2017 vernietigd, waarbij de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf was afgewezen. De staatssecretaris had op 18 augustus 2016 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, waarna bezwaar werd gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van haar uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 9 mei 2019 geoordeeld dat de eerste grief van de staatssecretaris slaagt. Het hoger beroep is kennelijk gegrond, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling heeft de zaak teruggeworpen naar de rechtbank, zodat deze kan worden behandeld en beslist met inachtneming van de overwegingen uit de eerdere uitspraak van 15 april 2019. De rechtbank had niet alle beroepsgronden van de vreemdeling en referent inhoudelijk kunnen beoordelen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 mei 2019.

Uitspraak

201900222/1/V1.
Datum uitspraak: 9 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 14 december 2018 in zaak nr. 17/10162 in het geding tussen:
[de vreemdeling] en [referent]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 14 april 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover hier van belang, het daartegen door de vreemdeling en referent gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 december 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling en referent ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling en referent, vertegenwoordigd door mr. M.L. van Riel, advocaat te Alkmaar, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in de eerste grief opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling bij uitspraak van 15 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1171, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2.    Het hoger beroep is kennelijk gegrond. Wat de staatssecretaris voor het overige aanvoert behoeft geen bespreking. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling ziet in dit geval aanleiding de zaak naar de rechtbank terug te wijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van wat in de hiervoor genoemde uitspraak is overwogen, omdat zij niet is toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van andere beroepsgronden van de vreemdeling en referent dan de beroepsgrond die verband houdt met de grief. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 14 december 2018 in zaak nr. 17/10162;
III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Drop    w.g. Schuurman
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2019
282-862.