ECLI:NL:RVS:2019:1500
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 27 december 2018. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling en zijn referent gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 16 juli 2018 vernietigd, waarbij de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf was afgewezen. De staatssecretaris had op 1 september 2017 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, waarna bezwaar werd gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van haar uitspraak.
In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de rechtsvragen die door de staatssecretaris zijn opgeworpen, beoordeeld. De Afdeling concludeert dat de grieven van de staatssecretaris slagen en dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, en de zaak wordt teruggeworpen naar de rechtbank voor een inhoudelijke beoordeling van de overige beroepsgronden van de vreemdeling en referent. De Afdeling ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan op 9 mei 2019 door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier. De zaak betreft bestuursrecht en vreemdelingenrecht, en is van belang voor de beoordeling van aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf.