ECLI:NL:RVS:2019:1515

Raad van State

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
10 mei 2019
Zaaknummer
201808909/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 19 oktober 2018. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling en referent gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 18 mei 2017, waarin de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf werd afgewezen, vernietigd. De staatssecretaris had eerder op 12 maart 2018 het bezwaar van de vreemdeling en referent ongegrond verklaard. De vreemdeling en referent, vertegenwoordigd door mr. J.A. Nijland, hebben hun standpunt schriftelijk uiteengezet. Op 12 april 2019 heeft de staatssecretaris een nieuw besluit genomen, waarin de aanvraag alsnog werd goedgekeurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak de rechtsvragen die door de staatssecretaris zijn opgeworpen, behandeld. De Afdeling concludeert dat de grieven van de staatssecretaris slagen en dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de zaak wordt teruggeworpen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens wordt het besluit van 12 april 2019 vernietigd, omdat dit besluit zijn grondslag heeft verloren door de vernietiging van de eerdere uitspraak.

Uitspraak

201808909/1/V1.
Datum uitspraak: 10 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 19 oktober 2018 in zaak nr. 18/1669 in het geding tussen:
[de vreemdeling] en [referent]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 12 maart 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling en referent gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 oktober 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling en referent ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling en referent, vertegenwoordigd door mr. J.A. Nijland, advocaat te Amsterdam, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 12 april 2019 heeft de staatssecretaris het tegen het besluit van 18 mei 2017 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf verleend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Hoger beroep van de staatssecretaris
1.    De in de eerste en tweede grief opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling bij uitspraak van 15 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1171, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak volgt dat de grieven slagen.
2.    Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling ziet in dit geval aanleiding de zaak naar de rechtbank terug te wijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van wat in de hiervoor genoemde uitspraak is overwogen, omdat zij niet is toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van andere beroepsgronden van de vreemdeling en referent dan de beroepsgrond die verband houdt met de grief. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Het besluit van 12 april 2019
3.    Het besluit van 12 april 2019 wordt ingevolge artikel 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, in de beoordeling betrokken. Uit 2. volgt dat aan dit besluit, dat ter uitvoering van de vernietigde uitspraak is genomen, de grondslag is komen te ontvallen.
Om deze reden zal de Afdeling dat besluit vernietigen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 19 oktober 2018 in zaak nr. 18/1669;
III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV.    vernietigt het besluit van 12 april 2019, V-nummer […].
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Drop    w.g. Schuurman
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2019
282-862.