ECLI:NL:RVS:2019:1522

Raad van State

Datum uitspraak
13 mei 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
201809402/5/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraden in bestuursrechtelijke procedure

Op 26 april 2019 heeft [verzoeker] een verzoek tot wraking ingediend bij de Raad van State tegen de staatsraden A.W.M. Bijloos, M.E. Steendijk en J.Th. Drop. Dit verzoek volgde op hun uitspraak in de zaken met nummers 201809402/3/A3 en 201809402/1/A3. De wrakingsprocedure is gebaseerd op artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om rechters te wraken indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.

De wrakingskamer heeft overwogen dat het verzoek om wraking is ingediend na de openbaarmaking van de einduitspraak in de hoofdzaak, die op 24 april 2019 heeft plaatsgevonden. Volgens artikel 3, tweede lid, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 kan een verzoek om wraking niet in behandeling worden genomen indien het verzoek is gedaan na de openbaarmaking van de uitspraak. Dit betekent dat het verzoek van [verzoeker] niet ontvankelijk is, omdat het pas op 26 april 2019 is ingediend, na de relevante uitspraak.

De voorzitter van de zittingskamer heeft het onderzoek gesloten na de behandeling van de zaak op 9 april 2019, waarbij [verzoeker] de gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen. De wrakingskamer heeft eerder, op 19 april 2019, een wrakingsverzoek in een andere zaak niet geaccepteerd, wat ook van invloed is op de huidige procedure. Gezien deze omstandigheden heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State besloten om het wrakingsverzoek zonder zitting buiten behandeling te laten.

Uitspraak

201809402/5/A3.
Datum beslissing: 13 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 april 2019, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van de staatsraden A.W.M. Bijloos, M.E. Steendijk en J.Th. Drop, die uitspraak hebben gedaan in de zaak met nummers 201809402/3/A3 en 201809402/1/A3.
Overwegingen
1.    Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.    Ingevolge artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 kan de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het verzoek is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt.
3.    Het bepaalde in artikel 8:15, gelezen in samenhang met artikel 8:16, van de Awb brengt mee dat het verzoek om wraking moet worden gedaan voordat de uitspraak in de hoofdzaak openbaar is gemaakt. De uitspraak in de zaak met nummers 201809402/3/A3 en 201809402/1/A3 is openbaar gemaakt op 24 april 2019. Het verzoek om wraking is op 26 april 2019, aangevuld bij brief van 28 april 2019, bij de Afdeling binnengekomen, derhalve nadat de uitspraak in de hoofdzaak openbaar is gemaakt. De voorzitter van de zittingskamer heeft het onderzoek in de zaak gesloten na de behandeling van de zaak ter zitting van 9 april 2019, waar [verzoeker] in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord, van welke gelegenheid hij ook gebruik heeft gemaakt. Dat er een wrakingsincident in de hoofdzaak is geweest betekent, anders dan [verzoeker] veronderstelt, niet dat de zittingskamer geen uitspraak heeft kunnen doen. Het desbetreffende wrakingsverzoek is immers bij beslissing van de wrakingskamer van 19 april 2019 (zaaknr. 201809402/4/A3) niet aangemerkt als een verzoek om wraking in de zin van artikel 8:15 van de Awb en buiten behandeling gelaten. Eerst na deze beslissing heeft de zittingskamer uitspraak gedaan. Omdat het thans voorliggende verzoek is gedaan nadat de uitspraak openbaar is gemaakt, ziet de Afdeling onder deze omstandigheden aanleiding, gelet op artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013, om het wrakingsverzoek zonder een zitting te houden buiten behandeling te laten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
laat het verzoek buiten behandeling.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Heinen, griffier.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Heinen
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2019
632.