201709660/1/R3.
Datum uitspraak: 5 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Paterswolde, gemeente Tynaarlo,
2. [appellant sub 2], wonend te Paterswolde, gemeente Tynaarlo,
en
de raad van de gemeente Tynaarlo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningbouw Paterswolde Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2019, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [appellant sub 2], [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door N.Y.D. Schipper-Simons en H. Feenstra, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting PC Vastgoedontwikkeling B.V, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan maakt het mogelijk om maximaal 12 vrijstaande woningen te bouwen op de percelen aan de Groningerweg 8 te Paterswolde. Voorheen was hier een basisschool gevestigd. Het schoolgebouw zal worden gesloopt om de bouw van de woningen mogelijk te maken. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen aan onderscheidenlijk de [locatie 1] en [locatie 2] ten zuiden van het plangebied. Het plangebied is aan de achterzijde van hun woningen. Zij kunnen zich niet verenigen met het plan vanwege de gevolgen daarvan voor hun woon-en leefklimaat. Volgens hen is de ladder voor duurzame verstedelijking niet goed toegepast, is het plan in strijd met provinciaal beleid en past de voorziene woningbouw niet in de omgeving. Ook is volgens hen onvoldoende rekening gehouden met het bestaande transformatorstation in het plangebied.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking
3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet juist is toegepast. De regionale behoefte aan de voorziene woningen in het plangebied is volgens hen niet voldoende onderbouwd. Zij wijzen daarbij op diverse passages uit de gemeentelijke Structuurvisie Wonen 2013 (hierna: structuurvisie). Volgens hen volgt uit de structuurvisie dat er een krimp is van de bevolking en dat er in de nieuwbouwwijk Ter Borch wordt gebouwd om te voldoen aan de regionale behoefte. Daar wordt in grote mate gebouwd in het duurdere segment, zodat volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de in het plan voorziene woningen ook daar gebouwd kunnen worden.
Volgens [appellant sub 2] is geen rekening gehouden met de demografische realiteit van het dorp. Zij twijfelt aan de berekeningen van Companen over de woningbehoefte, omdat volgens haar Companen schrijft wat de gemeente graag wil horen. Ter onderbouwing wijst zij op een in het Dagblad van het Noorden gemaakte vergelijking tussen de cijfers van Companen en die van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS). Daaruit blijkt dat de stad Groningen minder snel groeit dan waar Companen van uitgaat, namelijk met 20.000 inwoners in plaats van 70.000 inwoners. Verder haalt zij ter onderbouwing gegevens van de provincie aan over de verwachtingen ten aanzien van de vergrijzing, de afname van de bevolking en het toenemende aantal eenpersoonshuishoudens.
3.1. In artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Dit artikel luidt als volgt: "de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien".
Ook in de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe uit 2016 is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. In artikel 3.15, eerste lid, van deze verordening, zoals dat luidde ten tijde van belang, staat dat een ruimtelijk plan slechts in ruimtevragende ontwikkelingen kan voorzien op het gebied van woon-werklocaties, verblijfsrecreatie, detailhandel en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is. Uit artikel 3.1 van deze verordening volgt dat onder ladder voor duurzame verstedelijking wordt verstaan een methode om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik bij het inpassen van ruimtebehoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.
3.2. Het plan voorziet in een woningbouwlocatie en maakt daarmee een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro mogelijk. In paragraaf 4.1 van de plantoelichting is ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij is een beschrijving gegeven van de behoefte aan woningen in de gemeente Tynaarlo. Volgens de plantoelichting ligt de oorsprong van het woningbehoefteonderzoek in de afspraken die in 2012 door de regionale deelnemers zijn gemaakt op het vlak van woningbouw en die zijn opgenomen in het regionale instemmingsmodel. In het regionale instemmingsmodel is voor het plangebied ruimte gereserveerd voor de bouw van 24 woningen.
De raad stelt dat deze woningbouw is opgenomen in de gemeentelijke Structuurvisie Wonen 2013. Volgens de raad is in 2015 besloten Companen te vragen om een brede cijfermatige onderbouwing te geven voor een risico-haalbaarheidsanalyse van diverse bouwplannen uit het in de structuurvisie opgenomen woningbouwprogramma. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Extra onderzoek ter voorbereiding op de prestatieafspraken" van 16 februari 2016. Dit rapport is als bijlage bij de plantoelichting gevoegd. Het rapport bevat onder meer een uitwerking van de demografische ontwikkeling, en van de huidige en toekomstige woningvraag in de kern van Eelde-Paterswolde. Volgens de plantoelichting concludeert Companen in het rapport dat de bevolking in Eelde-Paterswolde nagenoeg stabiel blijft tot 2030. Er is wel sprake van een toename van het aantal huishoudens, echter er doet zich een huishoudingsverdunning voor. Het aantal ouderenhuishoudens neemt flink toe, terwijl in de leeftijdscategorie 30-40 jaar het aantal huishoudens flink terug loopt, aldus de plantoelichting. In de cijfermatige trendprognose 2015-2030 laat het onderzoek volgens de plantoelichting zien dat de grootste vraagverwachting zich voordoet in de categorie 'koop vrijstaand' met 110 woningen. Het betreft een doorkijk tot 2030 en daarmee een eerste indicatie, aldus de plantoelichting. Volgens de plantoelichting wordt daarmee aangetoond dat er sprake is van een regionale behoefte aan woningen in de categorie 'koop vrijstaand'.
Verder laat de Woningbouwmonitor van de Regio Groningen-Assen van april 2017 volgens de plantoelichting zien dat de woningmarkt zich zowel regionaal als gemeentelijk gunstig heeft ontwikkeld in de afgelopen periode. Het inwoneraantal van de gemeente in 2016 komt boven de prognoses zoals door Companen zijn opgesteld waardoor de werkelijke vraag en behoefte hoger zullen uitvallen dan in de prognoses voorzien. Hierbij geldt volgens de plantoelichting tevens dat de druk op de markt toeneemt naarmate een woningbouwlocatie dichter bij de stad Groningen ligt. Verder staat er in de plantoelichting dat de in het plan voorziene woningen in het duurste prijssegment niet ook in een ander nieuwbouwproject in Eelde-Paterswolde worden voorzien. Volgens de plantoelichting is voldoende aangetoond dat het beoogde woningbouwplan van maximaal 12 vrijstaande woningen voorziet in een regionale behoefte.
3.3. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zich baseren op gegevens in de structuurvisie wordt overwogen dat de raad niet alleen is uitgegaan van deze gegevens, maar de houdbaarheid daarvan nader heeft laten onderzoeken door Companen. Ook heeft de raad gebruik gemaakt van de woningbouwmonitor van de regio Assen-Groningen van april 2017 om de behoefte aan de in het plan voorziene woningen te onderbouwen.
Over de in het rapport van Companen gehanteerde gegevens over de bevolkingsontwikkeling, het aantal huishoudens en de samenstelling daarvan, overweegt de Afdeling dat deze onder meer zijn gebaseerd op gegevens van de provincie en het CBS. De enkele verwijzing van [appellant sub 2] naar een artikel in Dagblad van het Noorden, dat gaat over de bevolkingsgroei voor de stad Groningen, en naar gegevens van de provincie die gaan over de bevolkings- en huishoudensontwikkeling in de provincie Drenthe geven geen aanleiding om te twijfelen aan de in het rapport van Companen gebruikte gegevens.
Over de nieuwbouwwijk Ter Borch staat in het rapport van Companen dat deze wijk niet is meegenomen in de behoefteramingen, omdat deze wijk primair gericht is op overloop uit Groningen.
3.4. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat voldoende behoefte bestaat aan de in het plan voorziene woningen.
3.5. Voorts behoeft de raad op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro alleen te motiveren, indien het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Die situatie doet zich niet voor. Ter zitting is besproken dat het bestaande schoolgebouw en het schoolplein in het voorgaande plan als zodanig waren bestemd. Daarbij is besproken dat de bestemming "Maatschappelijk" in het voorgaande plan aan het achterste deel van het plangebied, aan de school, het gebied rondom de school en aan een strook richting de Groningerweg was toegekend.
3.6. Gelet op het voorgaande komt de Afdeling tot de conclusie dat het bestreden besluit niet in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro dan wel met artikel 3.15 van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe.
De betogen falen.
Strijd met provinciaal beleid
4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het plan niet in overeenstemming is met het provinciale beleid dat erop is gericht ruimtelijke kwaliteit te behouden. Daar voldoet het plan volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet aan, omdat als gevolg van het plan de historische lintbebouwing aan de Groningerweg wordt doorbroken, het karakteristieke schoolgebouw met historische waarde wordt gesloopt en een open terrein wordt volgebouwd. [appellant sub 2] haalt daarbij passages aan uit de Omgevingsvisie Drenthe. Ook wijst [appellant sub 2] op wat er in het Cultuurhistorisch Kompas staat beschreven over hoe vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afgewisseld met houtwallen en bossen, in stand wordt gehouden.
4.1. De raad is bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet gebonden aan provinciaal beleid. Wel dient de raad daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging moet worden betrokken.
In paragraaf 2.2 van de plantoelichting is ingegaan op het provinciaal beleid in de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe 2014. In de plantoelichting staat dat de provincie als doel heeft de ruimtelijke identiteit van Drenthe te versterken en ontwikkelingen te stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. Verderop worden meerdere kernkwaliteiten benoemd. Volgens de plantoelichting zijn voor het plangebied de kernkwaliteiten landschap, cultuurhistorie en archeologie van belang. Het provinciale beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas. Volgens de plantoelichting geeft het Cultuurhistorisch Kompas aan dat het plangebied deel uitmaakt van het landschap 'De Kop van Drenthe'. Een van de ambities die voor dit landschap zijn opgenomen in het Cultuurhistorisch Kompas is de door [appellant sub 2] genoemde ambitie van vrije ordening van bebouwing en boerderijen, en een afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes en doorzichten naar het omliggende buitengebied. Volgens de plantoelichting is bij het ontwerp van het woongebied rekening gehouden met deze ambities.
Ter zitting heeft de raad daarover toegelicht dat aan de Groningerweg en de Boterdijk lintbebouwing aanwezig is en dat op diverse plaatsen langs de Groningerweg verder achter het lint is gebouwd, zoals ook in het plan het geval is. Het gaat volgens de raad om een inbreidingslocatie binnen bestaand stedelijk gebied. Daarbij is rekening gehouden met de situering van de bestaande boerderij aan de Groningerweg 12 en is ook aansluiting gezocht bij de bestaande kavels aan de Groningerweg. De raad heeft daarbij naar voren gebracht dat het schoolgebouw niet als behoudenswaardig is aangemerkt. Verder blijven volgens de raad, gelet op de planregels en het beeldkwaliteitsplan, doorzichten naar het omliggende gebied behouden. Gelet op de plantoelichting, de ter zitting gegeven toelichting en de planregeling ziet de Afdeling in wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvoeren geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in zoverre het provinciaal beleid onvoldoende in zijn belangenafweging heeft betrokken.
De betogen falen.
4.2. Voor zover [appellant sub 2] in haar beroepschrift ingaat op de hoofdthema’s van de provincie en aanvoert dat de provincie de vier grote steden wil versterken, is ter zitting besproken dat dit betoog gaat over de Provinciale Omgevingsvisie Drenthe van 3 oktober 2018. Nu het plan al eerder was vastgesteld behoefde de raad bij de vaststelling van het plan geen rekening te houden met dit beleid.
Het betoog faalt.
Natuur
5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren aan dat het plangebied is gelegen tussen het Elsburger Onland, het Paterswoldse meer, het Kluivingsbos en de landgoederen van Paterswolde. Volgens hen is het plangebied van belang voor dieren om zich te kunnen verplaatsen tussen deze gebieden. [appellant sub 1] voert in dat kader aan dat het daarom beter zou zijn om het plangebied als natuur te bestemmen. [appellant sub 2] voert aan dat het plangebied deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS). Ook het perceel ten zuiden van de Boterdijk behoort tot de EHS. [appellant sub 2] wijst verder op het belang van zogenoemde "stepping-stones" tussen gebieden, zodat dieren zich gemakkelijk kunnen verplaatsen. Door het plangebied te bebouwen met woningen blijft er geen ruimte meer over voor de dieren om zich te verplaatsen, aldus [appellant sub 1] en [appellant sub 2].
5.1. Ter zitting heeft [appellant sub 2] naar voren gebracht dat zij met "stepping stones" het beleid van natuurorganisaties bedoelt. Met dat beleid hoeft de raad, anders dan het geval is met provinciaal beleid, geen rekening te houden.
5.2. In paragraaf 4.9 van de plantoelichting staat dat een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden heeft plaatsgevonden. De resultaten zijn neergelegd in het door BügelHajema opgestelde rapport "Ecologische inventarisatie Woningbouw Paterswolde Noord" van 23 mei 2016. Dit rapport is als bijlage bij de plantoelichting gevoegd. In het rapport staat dat de gronden in het plangebied niet zijn aangewezen als EHS, nu Natuurnetwerk Nederland, en geen belangrijke ecologische relaties hebben met de beschermde gebieden. Dit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet gemotiveerd bestreden. Eigen waarnemingen, zoals ter zitting toegelicht, zijn daarvoor niet voldoende. In wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich bij de vaststelling van het plan niet heeft mogen baseren op de verrichte ecologische inventarisatie. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van het toekennen van een natuurbestemming aan het plangebied.
De betogen falen.
Planbegrenzing
6. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren aan dat de raad niet alleen naar het plangebied, maar ook naar de aangrenzende gebieden had moeten kijken om verrommeling en zogenoemde postzegel-planologie te voorkomen.
6.1. De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling ziet in wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvoeren geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De raad heeft toegelicht dat het gaat om een inbreidingslocatie voor woningbouw. De daarvoor benodigde percelen zijn in het plan opgenomen. Er is geen zodanige samenhang tussen de percelen in het plangebied en de aangrenzende percelen tot aan het Elsburger Onland, het Paterswoldse meer, het Kluivingsbos en de landgoederen van Paterswolde dat de raad de begrenzing van het plan niet in redelijkheid zo heeft kunnen vaststellen als hij heeft gedaan. Dat neemt niet weg dat de raad bij de vaststelling van het plan in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel naar de omgeving van het plangebied moet kijken. Daarop wordt hierna ingegaan.
De betogen falen.
Beeldkwaliteitsplan
7. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het plangebied wordt volgebouwd waardoor een open en groene ruimte verdwijnt, terwijl de gemeente juist de "groene long" tussen Assen en Groningen wil zijn. Het vastgestelde beeldkwaliteitsplan voldoet volgens hen niet. Er is daarin onvoldoende gekeken naar de bestaande lintbebouwing aan de Boterdijk. Daartoe voeren [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aan dat het niet passend is in de omgeving om op enkele tientallen meters afstand van de grens van een beschermd dorpsgezicht een moderne villawijk te bouwen op korte afstand van de lintbebouwing aan de Boterdijk. Aan de Boterdijk staan lage huizen die bekend staan om hun landelijke uitstraling. Door de voorziene woningbouw met moderne villa’s en een maximale hoogte van 10 m wordt het landelijk karakter van de woningen aan de Boterdijk teniet gedaan, aldus [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. [appellant sub 2] heeft daarbij aangevoerd dat het plan verlies aan privacy betekent vanwege de korte afstand tot haar perceelgrens. Er is volgens haar geen ruimte voor groene bomen en een parkachtige sfeer, zoals in het beeldkwaliteitsplan staat.
7.1. Ten behoeve van het plan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld waarin de uitgangspunten voor het stedenbouwkundig ontwerp dat is opgenomen in het plan, zijn uitgewerkt. Het beeldkwaliteitsplan is als bijlage bij de plantoelichting gevoegd. Daarin is opgenomen dat een villapark wordt ontwikkeld in een parkachtige setting, waarbij een stedenbouwkundige opzet is gekozen met een openbare ruimte met groen en doorzichten naar de omgeving. Uit het beeldkwaliteitsplan volgt dat de opzet van het villapark inspeelt op de bestaande ruimtelijke situatie en beleving vanaf de Groningerweg, en aansluit op de belendende percelen. Uit de beschrijving van de huidige situatie in het beeldkwaliteitsplan blijkt dat ook is gekeken naar de woningen aan de Boterdijk. Daarover staat dat aan de Boterdijk sprake is van gevarieerde, deels beeldbepalende woonbebouwing die in leeftijd en architectuur uiteenlopen. De bebouwing is in een royale groene setting met laanbomen gesitueerd met relatief veel ruimte tussen de woningen, aldus het beeldkwaliteitsplan.
7.2. Ter zitting is besproken dat het plangebied niet behoort tot het beschermd dorpsgezicht Paterswolde. De raad heeft naar voren gebracht dat de ambitie om de groene long in de omgeving te zijn niet betekent dat er niet meer gebouwd kan worden. Het beeldkwaliteitsplan is volgens de raad richtinggevend en zal verder worden uitgewerkt in een inrichtingsplan om de beoogde parkachtige sfeer in het plangebied te realiseren. De planologisch relevante aspecten hebben een regeling gevonden in het vastgestelde plan. Over de maximale bouwhoogte van de voorziene woningen stelt de raad dat er in de nabije omgeving diverse woningen staan met een bouwhoogte van 8 tot 9 m en een goothoogte variërend tussen 3 en 6 m. In de onmiddellijke nabijheid van het plangebied staat echter ook een Chinees restaurant met twee bouwlagen en een kap en staan er appartementengebouwen en een hotel met minimaal 3 tot 4 bouwlagen. De bouwhoogte van de boerderij aan de Groningerweg 12 sluit eveneens aan op de maximale bouwhoogte van de voorziene woningen. Volgens de raad is er geen sprake van een onevenredige aantasting van de privacy of het woongenot, omdat de woningen op voldoende afstand van de bestaande woningen aan de Boterdijk zijn voorzien.
7.3. Op grond van artikel 5, lid 5.2.1, aanhef en onder f, van de planregels mag de goot- en bouwhoogte van de voorziene woningen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m. De afstand tussen het perceel van [appellant sub 2] en het bouwvlak waar de woningen zijn voorzien, is ongeveer 10 m. De afstand tot de woning van [appellant sub 2] is ongeveer 20 m. De woningen zijn voorzien achter de woningen aan de Boterdijk die een verschillende bouwhoogte hebben. Gezien de bebouwingsmogelijkheden waarin het plan voorziet valt niet uit te sluiten dat de in het plan voorziene bebouwing de privacy van [appellant sub 2] beïnvloedt. Gelet echter op de bouwhoogte van de voorziene woningen en de afstand ervan tot de woning van [appellant sub 2] heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van haar privacy.
7.4. In artikel 5, lid 5.2.1, van de planregels is verder onder meer vastgelegd dat binnen de gronden met de bestemming "Woongebied" alleen vrijstaande woningen gebouwd mogen worden. Daarbij is de oppervlakte van een woning gemaximeerd. Verder is volgens de verbeelding in het midden van het plangebied een weg voorzien waar de woningen om heen gebouwd worden. Ten noorden van het plangebied is aan een perceel een groenbestemming toegekend. Groenvoorzieningen zijn volgens de planregels overal in het plangebied toegestaan. Gelet op de bebouwingsmogelijkheden in het plan en de toelichting van de raad heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene ontwikkeling passend is in de omgeving.
De betogen falen.
Het bestaande transformatorstation
8. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat bij de vaststelling van het plan geen rekening is gehouden met het bestaande transformatorstation. Zij voeren aan dat het transformatorstation door de bouw van woningen in het plangebied niet goed bereikbaar zal zijn voor onderhoudsdiensten en de brandweer en dat daardoor de veiligheid in het geding komt. [appellant sub 2] wijst in dat kader op 14 branden in 2016 en 2017 die hebben plaatsgevonden in verschillende transformatorstations. Ook [appellant sub 1] wijst op het explosie- en brandgevaar van transformatorstations. Verder betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat het bestaande transformatorstation geluidhinder zal geven ter plaatse van de voorziene woningen, vooral bij vochtig weer. [appellant sub 1] heeft zelfs vanwege de geluidhinder van het transformatorstation een planschade uitgekeerd gekregen. Voorts vraagt [appellant sub 2] zich af of, gelet op artikel 8 en artikel 9 van de planregels, het plan toestemming geeft een nieuw transformatorstation te bouwen in het plangebied dat groter is dan het al bestaande transformatorstation. Zij is hierop tegen.
8.1. Het transformatorstation staat aan de zuidzijde van het plangebied achter de woning aan de [locatie 1]. In de Zienswijzennota staat dat afstemming heeft plaatsgevonden met Enexis over de geplande woningbouw en in hoeverre het transformatorstation een belemmering zou vormen. Daaruit is naar voren gekomen dat er een toegang moet komen vanuit het plangebied naar het schakelstation, dat bij de positie van bebouwing en beplanting rekening moet worden gehouden met het bestaande leidingtracé van en naar het schakelstation, dat voldaan moet worden aan de geluidnormen in het Activiteitenbesluit milieubeheer en dat er geen eisen zijn voor de woningbouw als het gaat om afstand en veiligheid. Ter zitting heeft de raad naar voren gebracht dat een weg van 3 m breed zal worden aangelegd binnen het plangebied om het transformatorstation te kunnen bereiken. Ook in de huidige situatie is het transformatorstation bereikbaar via het plangebied. Omdat de verkavelingsindeling nog niet bekend was, stelt de raad deze weg nog niet te hebben vastgelegd op de verbeelding. De Afdeling stelt vast dat artikel 5, lid 5.1, van de planregels het mogelijk maakt om op de gronden met de bestemming "Woongebied" een weg aan te leggen voor de ontsluiting van het transformatorstation.
Op grond van artikel 8, lid 8.1, van de planregels en artikel 9, lid 9.1, van de planregels is het onder de in die artikelen genoemde voorwaarden mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen dan wel het plan te wijzigen om de bouw van een nieuw transformatorstation in het plan mogelijk te maken. De raad heeft ter zitting toegelicht dat deze bepalingen standaard in bestemmingsplannen van de gemeente zijn opgenomen en dat het niet voor de hand ligt dat een tweede transformatorstation in het gebied zal worden gebouwd. Volgens de raad zijn de bepalingen vooral bedoeld om het bestaande transformatorstation indien nodig te kunnen vervangen. Dit acht de Afdeling niet onredelijk.
8.2. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvoeren geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met het bestaande transformatorstation.
8.3. Ten aanzien van de vrees van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat de toekomstige bewoners geluidhinder zullen ondervinden van het transformatorstation overweegt de Afdeling dat het relativiteitsvereiste in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in de weg staat aan een inhoudelijke beoordeling van die beroepsgrond.
8.4. Artikel 8:69a van de Awb luidt: "De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."
8.5. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellanten door het bestreden besluit dreigen te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellanten.
8.6. Nu het [appellant sub 2] en [appellant sub 1] met deze beroepsgrond gaat over het woon- en leefklimaat bij de toekomstige woningen en in zoverre niet om een eigen belang is er aanleiding hen het relativiteitsvereiste tegen te werpen.
De betogen falen.
Totstandkoming van het plan
9. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn het niet eens met de wijze waarop het plan tot stand is gekomen. Volgens hen heeft de raad omwonenden onvoldoende bij de ontwikkeling van het plangebied betrokken en is geen rekening met hun wensen gehouden. In dat verband hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aangevoerd dat in de nieuwe Omgevingswet staat dat omwonenden zorgvuldig bij de planvorming moeten worden betrokken en daarmee moeten instemmen. Zij voeren aan een andere projectontwikkelaar te hebben gevonden die het plangebied wilde ontwikkelen, waarbij het schoolgebouw werd behouden en werd verbouwd tot appartementen en daarbij nog twee tot drie villa’s. Omwonenden gaven de voorkeur aan dit plan. Volgens hen is deze projectontwikkelaar met een leugen afgewimpeld en is de gemeenteraad op het verkeerde been gezet door onder meer te praten over een rechtsgeldige koopovereenkomst met PC Vastgoedontwikkeling en te zwijgen over de aanvulling op die koopovereenkomst. Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] waren de percelen in het plangebied nog in eigendom van de gemeente. Ter onderbouwing wijst [appellant sub 1] op de kadastrale gegevens van het plangebied van 7 juli 2017. Dat er een koopovereenkomst was gesloten met PC Vastgoedontwikkeling betekent volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet dat daarmee ook geen andere invulling van het plangebied mogelijk zou zijn. Volgens [appellant sub 1] kan de gemeente met meerdere partijen koopovereenkomsten hebben over hetzelfde perceel en dan kiezen voor het meest geschikte plan. Ten onrechte is volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de indruk gewekt dat er in overleg met PC Vastgoedontwikkeling nog gekeken kan worden naar het plan van de andere projectontwikkelaar waaraan omwonenden de voorkeur gaven. Daarvoor zou namelijk een ander bestemmingsplan moeten worden vastgesteld, aldus [appellant sub 1] en [appellant sub 2].
[appellant sub 2] voert verder aan dat de raadsvergadering waarbij het plan is vastgesteld rommelig verliep doordat een paar keer werd geschorst, moties werden ingediend en vage toezeggingen zijn gedaan over kleinschaliger bouwen. Hierdoor is volgens haar niet duidelijk welk plan is vastgesteld.
9.1. Het ontwerpplan heeft ter inzage gelegen en er is gelegenheid geboden tot het naar voren brengen van zienswijzen overeenkomstig de in de Awb, Wet ruimtelijke ordening en het Bro geregelde bestemmingsplanprocedure. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben zienswijzen over het ontwerpplan naar voren gebracht. Niet is gebleken dat de raad bij de vaststelling van het plan niet op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in afdeling 3.4 van de Awb.
Ter zitting heeft de raad naar voren gebracht dat het door omwonenden gewenste alternatief van een andere projectontwikkelaar pas naar voren is gekomen toen het voorstel aan de raad tot vaststelling van het plan al was gedaan zodat daar geen rekening mee kon worden gehouden. Dit acht de Afdeling niet onredelijk. Over de betogen over de verkoop van de percelen in het plangebied overweegt de Afdeling dat de gang van zaken daaromtrent niet ter beoordeling voorligt in een bestemmingsplanprocedure. Eventuele onjuistheden in de informatie daarover aan de raad vormen op zich geen reden voor vernietiging van het bestreden besluit.
Over de moties die zijn ingediend tijdens de raadsvergadering over de vaststelling van het plan stelt de raad dat een van de twee moties is aangenomen. De aangenomen motie geeft aan het college van burgemeester en wethouders de opdracht in overleg te gaan met PC vastgoedontwikkeling, zodat de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het realiseren van het plan wordt ingediend overeenkomstig de toezeggingen van 20 september 2017 over de maatvoering van de woningen. Dit betekent niet dat de raad het plan, zoals vastgesteld, niet vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zou achten, zoals de raad ook ter zitting heeft bevestigd.
Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wijzen op de Omgevingswet overweegt de Afdeling dat deze wet nog niet in werking is getreden en dus niet van toepassing is.
Gelet op het voorgaande heeft de raad de gevolgen van het plan beoordeeld en die in overeenstemming geacht met een goede ruimtelijke ordening. Dat de raad het plan niet overeenkomstig de wensen van omwonenden heeft vastgesteld wil niet zeggen dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
De betogen falen.
Uitvoerbaarheid van het plan
10. [appellant sub 1] voert aan dat het plangebied zeer drassig is, waar zonder bijzondere maatregelen geen woningen gebouwd kunnen worden.
10.1. Niet is gebleken dat vanwege de door [appellant sub 1] genoemde omstandigheid geen woningen in het plangebied gebouwd zouden kunnen worden. In paragraaf 4.6 van de plantoelichting is onderkend dat drooglegging, ontwatering en afwatering aandachtspunten zijn bij de detailuitwerking vanwege het verschil in maaiveldhoogte. Voor het overige ziet dit betoog op de uitvoering van het plan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
Het betoog faalt.
Beantwoording van de zienswijzen
11. [appellant sub 1] merkt op dat de samengevatte beantwoording van de naar voren gebrachte zienswijzen maakt dat hij moeilijk kan terugvinden hoe de raad heeft gereageerd op zijn zienswijze. [appellant sub 2] voert aan dat door de samengevatte beantwoording van de zienswijzen niet goed inhoudelijk is gekeken naar haar bezwaren.
11.1. Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
Conclusie en proceskosten
12. De beroepen zijn ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Alderlieste
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2019
590.