ECLI:NL:RVS:2019:1847

Raad van State

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
201900576/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Reparatieplan Buitengebied

Op 6 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoekster, wonend te Lexmond, en de raad van de gemeente Zederik, thans Vijfheerenlanden. Het verzoek volgde op het besluit van de raad van 19 november 2018, waarbij het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied" werd vastgesteld. De verzoekster heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 23 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij de verzoekster en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.A. Duijster, aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan betreft het gehele buitengebied van de voormalige gemeente Zederik en is aangepast ten opzichte van een eerder vastgesteld plan uit 2013. De verzoekster heeft diverse gronden aangevoerd, waaronder bezwaren tegen wijzigingsbevoegdheden en illegale activiteiten in het gebied. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat in deze procedure uitsluitend het nieuwe plan ter discussie staat en dat de bezwaren van de verzoekster over strafbare feiten en kadastrale grenzen niet aan de orde kunnen komen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is dat rechtvaardigt dat een voorlopige voorziening wordt getroffen, aangezien er geen concrete wijzigingsplannen bekend zijn die de belangen van de verzoekster in gevaar zouden kunnen brengen. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201900576/2/R2.
Datum uitspraak: 6 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te Lexmond, gemeente Vijfheerenlanden,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Zederik, thans: Vijfheerenlanden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 mei 2019, waar [verzoekster] en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.A. Duijster, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan omvat het hele buitengebied van de voormalige gemeente Zederik. Het plan is ten opzichte van het voorgaande plan voor het buitengebied, het op 24 juni 2013 vastgestelde "Buitengebied Zederik", (hierna: voorgaande plan) op punten aangepast vanwege voortschrijdend inzicht, nieuw beleid en om enkele omissies te herstellen.
Tegen het voorgaande plan heeft onder andere [verzoekster] beroep ingesteld. De Afdeling heeft in haar uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak van 13 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1505, het beroep van [verzoekster] behandeld en ongegrond verklaard. Voor het gedeelte waarvoor een tussenuitspraak was gedaan, heeft de Afdeling op 21 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3230, einduitspraak gedaan.
[verzoekster] woont in het plangebied, aan de [locatie] te Lexmond.
3.    Aan het verzoek legt [verzoekster] een aantal beroepsgronden ten grondslag. Zo bevat het plan volgens haar ten onrechte een groot aantal wijzigingsbevoegdheden, die het college van burgemeester en wethouders teveel macht geven. Ook vinden er strafbare feiten plaats, waaronder illegale slootdempingen, staan er bouwhekken op haar gronden en heeft zij last van overhangende struiken. Verder kloppen de kadastrale grenzen niet, aldus [verzoekster].
4.    De voorzieningenrechter zal eerst bezien welke gronden bij de beoordeling van het verzoek kunnen worden betrokken.
5.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat in deze procedure uitsluitend het plan zoals vastgesteld op 19 november 2018 ter discussie staat. Dat betekent dat wat [verzoekster] heeft aangevoerd over strafbare feiten, illegale activiteiten en kadastrale grenzen niet in deze procedure aan de orde kan komen.
6.    Ingevolge artikel 41.2 van de planregels dient voor de toegekende bestemming aan de gronden van [verzoekster] te worden gekeken naar de verbeelding van het voorgaande plan. In dat plan is aan de gronden een woonbestemming toegekend. Het voorliggende plan wijzigt deze bestemming niet. Wel is in het voorliggende plan aan haar gronden de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" toegevoegd. [verzoekster] heeft geen inhoudelijke bezwaren kenbaar gemaakt tegen de toekenning van deze dubbelbestemming.
7.    Wat betreft de wijzigingsbevoegdheden heeft [verzoekster] ter zitting toegelicht dat het haar vooral gaat om naastgelegen gronden met de bestemming "Agrarisch" en de aanduiding "fruitteelt". [verzoekster] vreest dat met toepassing van de in artikel 3.6.4 van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid ter plaatse woningen zullen worden gerealiseerd. De genoemde wijzigingsbevoegdheid kent aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid toe om gronden met de bestemming "Agrarisch" onder een aantal voorwaarden te wijzigen in de bestemming "Wonen", voor zover het betreft de gronden gelegen binnen een bouwvlak.
7.1.    Daargelaten dat ook het voorgaande plan een wijzigingsbevoegdheid bevat om de bestemming "Agrarisch" te wijzigen in de bestemming Wonen, heeft de raad desgevraagd ter zitting gesteld dat bij hem geen wijzigingsplannen bekend zijn die in procedure zijn, noch dat hij bekend is met concrete voornemens daartoe, welke zien op gronden in de nabijheid van het perceel van [verzoekster]. De raad heeft bevestigd dat dit ook geldt voor de in artikel 3.6.4 van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid.
Nu niet is gebleken van een ontwerp-wijzigingsplan dat betrekking heeft op gronden nabij het perceel van [verzoekster], noch is gebleken dat een dergelijk ontwerp op korte termijn te verwachten valt, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat zich in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Derhalve is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, griffier.
w.g. Helder    w.g. Tuit
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2019
425-865.