ECLI:NL:RVS:2019:1900

Raad van State

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
201902507/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
  • H.W. Groeneweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen overplaatsing en vrijheidsbeperkende maatregel van vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 7 december 2018 heeft het COa de vreemdeling overgeplaatst naar de Extra Begeleidings- en Toezicht Locatie te Hoogeveen. Tegelijkertijd heeft de staatssecretaris een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De rechtbank Den Haag heeft op 4 maart 2019 de beroepen van de vreemdeling tegen deze besluiten ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld. Ten aanzien van het overplaatsingsbesluit van het COa oordeelt de Afdeling dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De redenen hiervoor zijn dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Wat betreft het hoger beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel van de staatssecretaris, stelt de Afdeling vast dat zij kennelijk onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. Dit is gebaseerd op de bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de uitzondering van artikel 95, eerste lid, niet van toepassing is. De vreemdeling heeft geen gronden aangevoerd die wijzen op ernstige schendingen van de eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank in de zaak van het COa en verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep in de zaak van de staatssecretaris kennis te nemen.

Uitspraak

201902507/1/V1.
Datum uitspraak: 12 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 4 maart 2019 in zaken nrs. 18/9427 en NL19.180 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
1.    het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa),
2.    de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2018 heeft het COa de vreemdeling overgeplaatst naar de Extra Begeleidings- en Toezicht Locatie te Hoogeveen.
Bij besluit van 7 december 2018 heeft de staatssecretaris de vreemdeling een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 4 maart 2019 heeft de rechtbank de tegen die besluiten door de vreemdeling ingestelde beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het hoger beroep in de zaak van het overplaatsingsbesluit van het COa
1.    Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000; hierna: de Vw 2000).
2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Het hoger beroep in de zaak van de vrijheidsbeperkende maatregel van de staatssecretaris.
3.    Omdat het hoger beroep zich richt tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit krachtens het in hoofdstuk 5 opgenomen artikel 56 van de Vw 2000 en daarop de uitzondering van artikel 95, eerste lid, van deze wet niet van toepassing is, is de Afdeling kennelijk onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
4.    Voor kennisneming van een appel in weerwil van het bepaalde bij artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan grond bestaan, indien sprake is van ernstige schending van de eisen van een goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Wat de vreemdeling daarover heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat daarvan sprake is.
5.    De Afdeling is kennelijk onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak in de zaak van het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers;
II.    verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep in de zaak van het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Groeneweg
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2019
32.