ECLI:NL:RVS:2019:1905
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 12 juni 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor een vreemdeling, die op 15 mei 2017 door de staatssecretaris was afgewezen. De vreemdeling en zijn referent maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 23 november 2017 door de staatssecretaris ongegrond verklaard.
De rechtbank Den Haag heeft op 12 juli 2018 het beroep van de vreemdeling en referent gegrond verklaard, de afwijzing van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat er een nieuw besluit moest komen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting hebben de vreemdeling en referent, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. W. Boelens, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Het hoger beroep werd kennelijk ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling en referent, en er werd griffierecht geheven.