ECLI:NL:RVS:2019:1909

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
201903596/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 14 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 9 april 2019 het beroep van een vreemdeling gegrond had verklaard en de staatssecretaris had opgedragen om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had echter hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet verplicht zou zijn om een nieuw besluit te nemen voordat het hoger beroep was behandeld.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank mogelijk niet in stand zal blijven. Dit oordeel was gebaseerd op de belangen die zowel de staatssecretaris als de vreemdeling naar voren hadden gebracht. De voorzieningenrechter heeft vervolgens besloten om het verzoek van de staatssecretaris toe te wijzen, wat betekent dat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier. De zaak betreft belangrijke aspecten van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, waarbij de rechtsbescherming van de vreemdeling en de belangen van de staatssecretaris zorgvuldig zijn afgewogen.

Uitspraak

201903596/2/V2.
Datum uitspraak: 14 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 9 april 2019 in zaak nr. 17/6189 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 14 maart 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 26 mei 2017 heeft de staatssecretaris een aanvullend besluit genomen.
Bij tussenuitspraak van 8 januari 2019 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een in die uitspraak geconstateerd gebrek aan dat besluit te herstellen.
Bij brief van 4 februari 2019 heeft de staatssecretaris de rechtbank medegedeeld geen gebruik te maken van de in de tussenuitspraak geboden gelegenheid.
Bij uitspraak van 9 april 2019 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen tien weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraken heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op zijn hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand zal blijven. Gelet hierop en op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
3.    Het verzoek van de staatssecretaris moet als kennelijk gegrond worden toegewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, griffier.
w.g. Drop    w.g. Bakker
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2019
393.