ECLI:NL:RVS:2019:2079
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Kramer
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vergunning veehouderij op basis van stikstofdepositie en Habitatrichtlijn
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 juni 2019 uitspraak gedaan over de vergunningverlening voor een veehouderij in Ottoland, verleend door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland op 17 oktober 2016. De vergunning was verleend op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) en het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De appellanten, Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en Vereniging Leefmilieu, hebben beroep ingesteld tegen deze vergunning, stellende dat de vergunning niet kon worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt, omdat deze niet voldoet aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1603) geoordeeld dat de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt niet voldoet aan de eisen van de Habitatrichtlijn. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het college de vergunning voor de veehouderij niet kon verlenen. De Afdeling heeft het bestreden besluit vernietigd en geoordeeld dat het college een nieuw ontwerpbesluit moet opstellen en ter inzage moet leggen. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de appellanten, die in totaal € 512,00 bedragen, en tot terugbetaling van het griffierecht van € 334,00.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van stikstofdepositie en de bescherming van natuurwaarden in Natura 2000-gebieden, in lijn met de Europese regelgeving.