ECLI:NL:RVS:2019:2118
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 30 april 2019. De rechtbank had in die uitspraak de aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 18 maart 2019, waarin deze aanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard, vernietigd. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 juni 2019 uitspraak gedaan. Het hoger beroep van de staatssecretaris is kennelijk ongegrond verklaard. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank blijft staan.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. Het totale bedrag van deze kosten is vastgesteld op € 512,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, griffier.