ECLI:NL:RVS:2019:2259

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
201700477/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vergunning voor veehouderij op basis van Natuurbeschermingswet 1998 en stikstofdepositie

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in het beroep van Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en Vereniging Leefmilieu tegen het college van gedeputeerde staten van Drenthe. Het college had op 19 december 2016 een vergunning verleend voor een veehouderij in Nieuw-Schoonebeek op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998). De appellanten stelden dat deze vergunning niet kon worden verleend, omdat de passende beoordeling die aan de vergunning ten grondslag lag, niet voldeed aan de eisen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn.

De Afdeling oordeelde dat de vergunning inderdaad niet kon worden verleend, omdat de passende beoordeling en het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet voldeden aan de wettelijke eisen. De Afdeling verwees naar een eerdere uitspraak van 29 mei 2019, waarin was vastgesteld dat de passende beoordeling niet voldeed aan de eisen van de Habitatrichtlijn. Dit leidde tot de conclusie dat het college in strijd had gehandeld met de Nbw 1998 door de vergunning te verlenen.

De uitspraak resulteerde in de vernietiging van het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe. Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de appellanten, die in totaal € 512,00 aan rechtsbijstandskosten en € 334,00 aan griffierecht vergoed kregen. De Afdeling benadrukte dat het college voor een nieuw besluit niet kan terugvallen op de eerdere procedure, maar eerst een nieuw ontwerpbesluit moet opstellen en ter inzage moet leggen.

Uitspraak

201700477/2/R2.
Datum uitspraak: 5 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en Vereniging Leefmilieu, beide gevestigd te Nijmegen,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2016, kenmerk 201600968-00669904, heeft het college een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend voor de veehouderij [locatie] Nieuw-Schoonebeek.
Tegen dit besluit hebben MOB en Leefmilieu beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    Het college heeft bij het bestreden besluit vergunning verleend voor een veehouderij die stikstofdepositie veroorzaakt op stikstofgevoelige natuurwaarden in Natura 2000-gebieden. Het college heeft daarbij toepassing gegeven aan het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 (hierna: PAS) en de daarbij behorende regelgeving die vanaf 1 juli 2015 van kracht is. De vergunning kan volgens het college worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is opgesteld. Met de toepassing en uitvoering van het PAS is volgens het college gewaarborgd dat de stikstofdepositie die de veehouderij zal veroorzaken niet zal leiden tot een aantasting van de natuurwaarden in Natura 2000-gebieden.
2.    De strekking van het beroep is - kort gezegd - dat de vergunning niet kon worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt, omdat de passende beoordeling en het PAS niet voldoen aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn.
3.    De Afdeling heeft in de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, geoordeeld dat de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt niet voldoet aan de eisen die uit artikel 6 van de Habitatrichtlijn voortvloeien.
4.    Het voorgaande betekent dat het college de vergunning voor de veehouderij niet kon verlenen onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt. Het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 19e en 19f van de Nbw 1998. De overige beroepsgronden behoeven thans geen bespreking.
5.    Het beroep is kennelijk gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
6.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, kan het college voor het alsnog te nemen besluit op de aanvraag niet terugvallen op de eerder gevoerde procedure. Het college dient eerst een ontwerpbesluit op te stellen en ter inzage te leggen.
7.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe van 19 december 2016, kenmerk 201600968-00669904;
III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Drenthe tot vergoeding van bij Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en Vereniging Leefmilieu in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
IV.    gelast dat het college van gedeputeerde staten van Drenthe aan Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en Vereniging Leefmilieu het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Kramer    w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2019
388.