ECLI:NL:RVS:2019:2287
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 25 oktober 2017. De rechtbank had de aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 27 september 2017 vernietigd. De vreemdeling had aangevoerd dat hij in Nederland politiek actief is en dat hij bij terugkeer naar Soedan vervolgd zal worden door de autoriteiten. De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 juli 2019 uitspraak gedaan. De Afdeling heeft vastgesteld dat de situatie in Soedan is veranderd, nu het Soedanese leger op 11 april 2019 president Omar Al-Bashir heeft afgezet. Gezien deze nieuwe omstandigheden heeft de Afdeling het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Dit betekent dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, waarbij hij rekening houdt met de gewijzigde situatie in Soedan.
Daarnaast heeft de Afdeling de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De totale kosten bedragen € 512,00, welke geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.