ECLI:NL:RVS:2019:2290
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 februari 2019 besloten om de aanvraag van de vreemdeling niet-ontvankelijk te verklaren. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.E. Visscher, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 21 maart 2019 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad stelde vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden. De vreemdeling werd erop gewezen dat hij, indien hij een beroep wil doen op de veranderde politieke situatie in Soedan, een nieuwe asielaanvraag kan indienen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 juli 2019.