ECLI:NL:RVS:2019:2370
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en schadevergoeding
Op 10 juli 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 27 mei 2019 in bewaring genomen, maar had op 6 juni 2019 een beroep ingesteld tegen deze maatregel. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de maatregel van bewaring, alsook de toekenning van schadevergoeding voor de onrechtmatige bewaring van elf dagen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Pals, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State overwoog dat de vreemdeling met zijn hoger beroep kennelijk zijn doel had bereikt, aangezien de rechtbank al had bevolen de bewaring op te heffen en schadevergoeding toe te kennen. Hierdoor had de vreemdeling geen belang meer bij de beoordeling van het hoger beroep. De Raad van State verklaarde het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 juli 2019, waarbij mr. N. Verheij als lid van de enkelvoudige kamer en mr. E.C. Brugman als griffier aanwezig waren.