ECLI:NL:RVS:2019:2376
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep tegen uitspraak rechtbank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 22 maart 2019 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 14 juli 2018 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.J.M. Oomen, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om herziening van de uitspraak van de rechtbank.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het verzoek om herziening en het hoger beroep zich richten tegen dezelfde uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling heeft een strafrechtelijk vonnis overgelegd van de rechtbank van Al Gizeh Zuid, waarin hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Hij betoogt dat hij bij terugkeer naar Egypte zal worden gearresteerd en onder omstandigheden zal worden gedetineerd die in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM. De Raad van State oordeelt echter dat dit vonnis niet kan worden betrokken bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat de rechtbank zich hierover niet heeft kunnen uitlaten en het vonnis na de uitspraak van de rechtbank is gewezen.
De Raad van State concludeert dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 juli 2019.