ECLI:NL:RVS:2019:2408
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 15 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 19 juni 2019 had bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen op de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had de aanvraag op 29 april 2019 buiten behandeling gesteld, wat door de rechtbank werd vernietigd.
De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris binnen zes maanden na de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit moet nemen, en dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van de verzochte voorlopige voorziening rechtvaardigde. Het verzoek werd dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het verzoek waren opgekomen, tot een bedrag van € 512,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt de procedurele waarborgen in asielzaken en de verplichtingen van de staatssecretaris om tijdig beslissingen te nemen, evenals de mogelijkheid voor vreemdelingen om rechtsmiddelen aan te wenden tegen besluiten die hen aangaan.