ECLI:NL:RVS:2019:2412
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen door staatssecretaris
Op 16 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Justitie en Veiligheid hoger beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 23 mei 2019 de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de aanvragen van twee vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris nieuwe besluiten moest nemen met inachtneming van de overwegingen in haar uitspraak.
De staatssecretaris had op 15 februari 2019 de aanvragen van de vreemdelingen afgewezen, wat leidde tot hun beroep bij de rechtbank. In het hoger beroep heeft de minister de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. S. Coenen, hebben hun standpunt schriftelijk uiteengezet. De voorzieningenrechter heeft de rechtsvraag over de opvang van gezinnen met minderjarige kinderen in Italië na overdracht krachtens de Dublinverordening behandeld, en heeft de eerdere uitspraak van de Afdeling in een vergelijkbare zaak bevestigd.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de beroepen van de vreemdelingen zijn ongegrond verklaard. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 16 juli 2019.