ECLI:NL:RVS:2019:2420

Raad van State

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
201904686/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak in hoger beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel

Op 17 juli 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een vrijheidsbeperkende maatregel die op 16 april 2019 aan de vreemdeling was opgelegd en op 17 april 2019 was beëindigd. De vreemdeling had haar beroep tegen deze maatregel ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 7 mei 2019 het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de uitspraak van de rechtbank betrekking heeft op een vrijheidsbeperkende maatregel, waartegen volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000 geen hoger beroep kan worden ingesteld. Dit betekent dat de Afdeling onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. De Afdeling heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 juli 2019, waarbij mr. E. Steendijk als lid van de enkelvoudige kamer en mr. W.M. Vos als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

201904686/1/V3.
Datum uitspraak: 17 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 7 mei 2019 in zaak nr. NL19.8979 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 16 april 2019 is aan de vreemdeling een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. Deze maatregel is op 17 april 2019 beëindigd.
De vreemdeling heeft haar beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ingetrokken en de rechtbank verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
Bij uitspraak van 7 mei 2019 heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De uitspraak van de rechtbank gaat over een vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000; hierna: de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000). Dat onder de uitspraak ten onrechte staat dat wel hoger beroep kan worden ingesteld, verandert dat niet.
2.    De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Vos
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2019
644.