ECLI:NL:RVS:2019:2420
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak in hoger beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel
Op 17 juli 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een vrijheidsbeperkende maatregel die op 16 april 2019 aan de vreemdeling was opgelegd en op 17 april 2019 was beëindigd. De vreemdeling had haar beroep tegen deze maatregel ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 7 mei 2019 het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de uitspraak van de rechtbank betrekking heeft op een vrijheidsbeperkende maatregel, waartegen volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000 geen hoger beroep kan worden ingesteld. Dit betekent dat de Afdeling onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. De Afdeling heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 juli 2019, waarbij mr. E. Steendijk als lid van de enkelvoudige kamer en mr. W.M. Vos als griffier aanwezig waren.