ECLI:NL:RVS:2019:2678
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met risico op uitzetting naar Irak
Op 2 augustus 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 29 maart 2019 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank Den Haag had op 25 juli 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
Het verzoek was gericht op het voorkomen van uitzetting van de vreemdeling naar Irak, waar hij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De staatssecretaris had in zijn besluit aangegeven dat de vreemdeling aannemelijk had gemaakt dat hij in Irak gevaar loopt, maar dat er op dat moment geen reden was om aan te nemen dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep zou worden vernietigd.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen, en heeft het verzoek van de vreemdeling afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 augustus 2019.