ECLI:NL:RVS:2019:2731

Raad van State

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
9 augustus 2019
Zaaknummer
201900788/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
  • E. Steendijk
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 19 december 2018 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 28 juli 2016 zijn verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd had ingetrokken en een inreisverbod had uitgevaardigd. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond en weigerde hem uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw 2000).

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 augustus 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De rechters oordeelden dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de strikte toepassing van de wetgeving omtrent verblijfsvergunningen en inreisverboden. De zaak benadrukt de rol van de Raad van State in het waarborgen van de rechtsbescherming van vreemdelingen in Nederland.

Uitspraak

201900788/1/V2.
Datum uitspraak: 12 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 19 december 2018 in zaak nr. 18/2523 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juli 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover nu van belang, de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd ingetrokken en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd.
Bij besluit van 3 april 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en geweigerd hem uitstel van vertrek krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet (hierna: de Vw 2000) te verlenen.
Bij uitspraak van 19 december 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N. Vollebergh, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Graat
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2019
594.