Uitspraak
201900965/3/A2.
Datum beslissing: 12 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de hoger beroepen van:
1. de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW),
2. [ appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2018 in zaak nr. 17/4975 in het geding tussen:
[appellant sub 2]
en
de RDW.
Procesverloop
De RDW heeft hoger beroep en [appellant sub 2] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2018 in zaak nr. 17/4975.
De RDW heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de volgende stukken:
A. Een ongeschoonde versie van verkregen fabrieksinformatie over het voortuig waaraan voertuigidentificatienummer […] door de voertuigfabrikant is toegekend;
B. Een e-mail van 17 oktober 2017 aan de deskundige voertuigidentificatie waarin, naast het chassisnummer, een ander uniek identificatiekenmerk is aangehaald dat eventueel had kunnen dienen ter objectieve vaststelling van de identiteit van de carrosserie;
C. Een e-mail van 23 oktober 2017 aan medewerkers van de RDW waarin de deskundige voertuigidentificatie een nadere toelichting geeft op het andere unieke identificatiekenmerk. Bij de e-mail zijn als bijlage drie foto’s gevoegd;
D. Een e-mailcorrespondentie van 30 oktober 2017 tussen de RDW en de deskundige voertuigidentificatie, waarin de deskundige toelicht waarom hij geen melding heeft gemaakt van het resultaat van een etsbehandeling aangaande een ander uniek identificatiekenmerk.
Overwegingen
1. De RDW heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
2. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3. De RDW heeft het verzoek om beperkte kennisneming als volgt gemotiveerd. Uit de stukken kunnen wetenswaardigheden worden afgeleid, die bij openbaarmaking de effectiviteit van de opsporing van voertuigfraude en heling van gestolen voertuigonderdelen in de toekomst in gevaar kunnen brengen. Daarnaast zou openbaarmaking van de stukken het belang van de inspectie, controle en toezicht direct raken, omdat iemand met kennis van de inhoud van de stukken een norm schendende handeling zo kan vormgeven dat effectief toezicht op de uitvoering van onder meer de artikelen 36, vijfde lid, en 51a, derde lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 en Bijlage I bij artikel 2.1, derde lid, van de Regeling voertuigen op onaanvaardbare wijze zou worden geschaad.
4. Van de drie foto’s die als bijlage bij de in het procesverloop onder C vermelde stukken zijn gevoegd heeft de RDW twee foto’s met kenmerk IMG_8610.JPG en kenmerk IMG_8613.JPG al bij e-mail van 30 oktober 2017 aan de advocaat van [appellant sub 2] gezonden, zo blijkt uit het procesdossier. De Afdeling zal het verzoek om beperkte kennisneming voor zover het deze twee foto’s betreft daarom afwijzen. Aangezien [appellant sub 2] al over ongeschoonde versies van de twee foto’s beschikt en deze ook al in het procesdossier zitten, zal de Afdeling de foto’s niet aan de RDW terugsturen en niet bepalen dat de RDW ongeschoonde versies van de foto’s aan de andere partijen en de Afdeling moet sturen.
De overige stukken betreffen fabrieksinformatie over een voertuig en e-mailcorrespondentie tussen de deskundige voertuigidentificatie van de RDW en juridisch medewerkers van de RDW. In de fabrieksinformatie zijn gegevens ter identificatie van voertuigonderdelen vermeld. In de e-mails geeft de deskundige desgevraagd een nadere toelichting op de wijze van vaststelling van de identiteit van voertuigonderdelen. De Afdeling acht aannemelijk dat bekendmaking van deze informatie de uitvoering van de wettelijke toezicht- en opsporingstaken van de RDW kan bemoeilijken.
Naar het oordeel van de Afdeling wegen de hiervoor vermelde belangen van opsporing en toezicht zwaarder dan het belang dat [appellant sub 2] heeft om kennis te nemen van de stukken.
5. De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming van de in het procesverloop onder A, B, C en D vermelde stukken, met uitzondering van de foto’s met kenmerk IMG_8610.JPG en IMG_8613.JPG, gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af wat betreft de bij stuk C gevoegde foto’s met kenmerk IMG_8610.JPG en kenmerk IMG_8613.JPG;
II. wijst het verzoek voor het overige toe.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2019