ECLI:NL:RVS:2019:2762
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 14 augustus 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de niet-ontvankelijkheid van een hoger beroep van een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 1 juli 2019 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Ngasirin, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 19 juli 2019 het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen gronden bevatte, waardoor het hoger beroep niet in behandeling kon worden genomen. De Vreemdelingenwet 2000 sluit uit dat na de termijn voor het indienen van hoger beroep alsnog gronden worden aangevoerd. Hierdoor werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door mr. E. Steendijk, met mr. M.T. Annen als griffier. Deze uitspraak benadrukt het belang van het indienen van gronden binnen de gestelde termijn in het bestuursrecht, vooral in zaken die betrekking hebben op vreemdelingenrecht.