ECLI:NL:RVS:2019:2993

Raad van State

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
3 september 2019
Zaaknummer
201805289/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot beperking van kennisneming van adviezen in het kader van bestemmingsplan Landgoed Leudal 2018

In deze zaak hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van de gemeente Leudal van 17 april 2018, waarin het bestemmingsplan "Landgoed Leudal 2018" werd vastgesteld. De raad heeft een aantal gedingstukken overgelegd en heeft, met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kennis zal mogen nemen van deze stukken. Dit betreft onder andere adviezen die zijn uitgebracht in het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan.

De Afdeling heeft het beroep op 15 juli 2019 behandeld en na de zitting het onderzoek heropend. De raad heeft op verzoek van de Afdeling aanvullende adviezen overgelegd, maar verzocht om beperking van de kennisneming van deze adviezen. De raad stelde dat de adviezen vertrouwelijk zijn en dat openbaarmaking schade kan toebrengen aan de belangen van de gemeente en derden. De Afdeling heeft in haar overwegingen de belangen van de partijen afgewogen tegen het algemeen belang van kennisneming.

De Afdeling oordeelt dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de beperking van kennisneming gerechtvaardigd zou zijn. De Afdeling benadrukt dat de weigeringsgronden uit de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) weliswaar een rol spelen, maar dat er een afzonderlijke toets vereist is om te bepalen of gewichtige redenen voor beperking van kennisneming aanwezig zijn. Uiteindelijk heeft de Afdeling besloten dat het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd is en heeft het verzoek toegewezen.

Uitspraak

201805289/2/R1.
Datum beslissing: 4 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Haelen, gemeente Leudal (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2.    [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], beide gevestigd te Haelen, gemeente Leudal (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante sub 2]),
en
de raad van de gemeente Leudal,
verweerder.
Procesverloop
[appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van 17 april 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Landgoed Leudal 2018".
De raad heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft een advies van 28 augustus 2017, een advies van 24 oktober 2017, een advies van 17 december 2017 en twee adviezen van 11 maart 2018.
Overwegingen
1.    De Afdeling heeft het beroep van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] ter zitting behandeld op 15 juli 2019. Na deze zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en bij brief van 25 juli 2019 nadere schriftelijke inlichtingen ingewonnen bij de raad. Bij brief van 31 juli 2019 heeft de raad op deze brief gereageerd en daarbij op verzoek van de Afdeling vijf adviezen overgelegd. Daarbij heeft de raad de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van deze adviezen kennis zal nemen. De raad heeft ter motivering van het verzoek aangevoerd dat de adviezen geen deel uitmaken van de besluitvorming door de raad, de adviezen onderwerp zijn van een procedure op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob), de adviezen op verzoek van ambtenaren zijn uitgebracht voor intern beraad over de voorbereiding van het bestemmingsplan en een vertrouwelijk karakter hebben en de adviezen onder meer zijn opgevraagd vanwege schadeclaims en het risico op juridische geschillen. In dit verband beroept de raad zich op artikel 10, tweede lid, onder g, en op artikel 11, eerste lid, van de Wob.
2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    De raad is verzocht om schriftelijke inlichtingen te geven en stukken in te zenden.
Met zijn verwijzing naar de Wob-procedure heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar beslissing van 25 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3142, spelen de weigeringsgronden uit de Wob weliswaar een rol in die zin, dat indien geen weigeringsgrond aanwezig is evenmin grond bestaat een verzoek om beperking van de kennisneming in te willigen (vergelijk artikel 8:29, tweede lid, van de Awb), maar dit betekent niet dat de omstandigheid dat aanleiding bestond om een verzoek om openbaarmaking van de stukken voor een ieder af te wijzen, zonder meer meebrengt dat een verzoek om beperking van de kennisneming moet worden gehonoreerd. Er is een afzonderlijke toets vereist, of gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb aanwezig zijn. Daarbij speelt het belang van procespartijen een rol bij kennisneming van de stukken, mede in het licht van het fair trial-beginsel, anders dan bij de Wob waarbij het belang van openbaarmaking wordt voorondersteld.
De adviezen zijn op verzoek van ambtenaren van de gemeente Leudal uitgebracht voor intern beraad over de voorbereiding van het bestemmingsplan. Zij bevatten persoonlijke beleidsopvattingen, bedoeld voor intern beraad. De uitkomst van dat beraad is in het raadsvoorstel en het bestemmingsplan opgenomen. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang om de persoonlijke beleidsopvattingen in de extern ingewonnen adviezen over de eventuele inzet van ruimtelijke sturingselementen niet te delen met natuurlijke- of rechtspersonen zwaarder dan het belang dat partijen kennis nemen van de adviezen.
4.    De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Lodeweges
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2019