ECLI:NL:RVS:2019:3063
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 2 januari 2019 afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond in haar uitspraak van 19 februari 2019. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. de Heuvel, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 5 september 2019 uitspraak gedaan. De vreemdeling klaagde dat de rechtbank niet had gemotiveerd waarom de door hem meegebrachte personen ter zitting niet als getuigen onder ede zijn gehoord. De Raad van State oordeelde dat deze klacht niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het horen van deze personen niet zou bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De vreemdeling had zelf geen aannemelijke verklaringen afgelegd over zijn gestelde geaardheid.
Daarnaast oordeelde de Raad van State dat de overige argumenten van de vreemdeling ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leiden. Het hoger beroep werd kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.