ECLI:NL:RVS:2019:3063

Raad van State

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
5 september 2019
Zaaknummer
201901670/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 2 januari 2019 afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond in haar uitspraak van 19 februari 2019. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. de Heuvel, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 5 september 2019 uitspraak gedaan. De vreemdeling klaagde dat de rechtbank niet had gemotiveerd waarom de door hem meegebrachte personen ter zitting niet als getuigen onder ede zijn gehoord. De Raad van State oordeelde dat deze klacht niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het horen van deze personen niet zou bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De vreemdeling had zelf geen aannemelijke verklaringen afgelegd over zijn gestelde geaardheid.

Daarnaast oordeelde de Raad van State dat de overige argumenten van de vreemdeling ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leiden. Het hoger beroep werd kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

201901670/1/V2.
Datum uitspraak: 5 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 19 februari 2019 in zaak nr. NL19.40 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 2 januari 2019 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 19 februari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. de Heuvel, advocaat te Papendrecht, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De vreemdeling klaagt terecht dat de rechtbank in de uitspraak niet heeft gemotiveerd waarom de door hem meegebrachte personen ter zitting niet als getuigen onder ede zijn gehoord. Deze klacht leidt echter niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Uit het proces-verbaal van de zitting kan immers worden afgeleid dat de rechtbank heeft afgezien van het horen van voornoemde personen, omdat dit naar haar oordeel niet kon bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft dat terecht gedaan (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:6192), alleen al omdat de vreemdeling zelf geen aannemelijke verklaringen heeft afgelegd over zijn gestelde geaardheid (zie de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2884).
2.    Wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd, leidt evenmin tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000).
3.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.
w.g. Borman    w.g. Bosma
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2019
572-894.