ECLI:NL:RVS:2019:3083

Raad van State

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
201906579/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en niet-ontvankelijkheid

Op 10 september 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was eerder op 7 augustus 2019 in vreemdelingenbewaring geplaatst. Tegen deze beslissing had hij op 23 augustus 2019 beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. van Rossem, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist door artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling kon worden genomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd vrijgesteld van het vergoeden van proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L.N. Bakker, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 10 september 2019.

Uitspraak

201906579/1/V3.
Datum uitspraak: 10 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 augustus 2019 in zaak nr. NL19.18420 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 augustus 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 23 augustus 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. van Rossem, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000).
2.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L.N. Bakker, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Bakker
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2019
395.