ECLI:NL:RVS:2019:3115

Raad van State

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
11 september 2019
Zaaknummer
201900697/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen terugvordering kinderopvangtoeslag en ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep van [appellante] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. De Belastingdienst/Toeslagen had bij brief van 5 juli 2017 meegedeeld dat [appellante] nog € 14.541,00 diende terug te betalen. Dit bedrag was het resultaat van een eerdere beslissing van 3 maart 2017, waarin de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2015 definitief op nihil was vastgesteld en het teveel betaalde voorschot werd teruggevorderd. Het bezwaar van [appellante] tegen de brief van 5 juli 2017 werd door de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze brief geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zou zijn.

De rechtbank bevestigde deze beslissing en oordeelde dat het bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk was, omdat de brief van 5 juli 2017 slechts informatief was en geen wijziging van de rechtspositie van [appellante] inhield. [appellante] stelde dat de rechtbank had miskend dat haar bezwaar gericht was tegen een terugvorderingsbesluit en een besluit tot herziening van het recht op kinderopvangtoeslag. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 2 september 2019 ter zitting behandeld, waarbij [appellante] werd bijgestaan door haar advocaat, mr. K.M. van der Boor, en de Belastingdienst/Toeslagen vertegenwoordigd was door drs. J.G.C. van de Werken.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk was. De brief van 5 juli 2017 was geen besluit waartegen bezwaar en beroep openstond. Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201900697/1/A2.
Datum uitspraak: 11 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 december 2018 in zaak nr. 17/6953 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij brief van 5 juli 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen [appellante] meegedeeld dat zij nog € 14.541,00 dient terug te betalen.
Bij besluit van 26 oktober 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 12 december 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 september 2019, waar [appellante], bijgestaan door mr. K.M. van der Boor, advocaat te Vlaardingen, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Bij besluit van 3 maart 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2015 definitief vastgesteld op nihil en € 14.541,00 aan te veel betaalde voorschotten van haar teruggevorderd.
Bij brief van 5 juli 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen [appellante] meegedeeld dat zij nog € 14.541,00 dient terug te betalen.
Bij besluit op bezwaar van 24 juli 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag over 2015 herzien en vastgesteld op € 11.369,00.
Bij brief van 16 augustus 2017 heeft [appellante] bezwaar gemaakt.
Bij het besluit van 26 oktober 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen dit bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk verklaard. De dienst heeft vastgesteld dat het bezwaar is gericht tegen de informatieve brief van 5 juli 2017 die geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is. Tegen deze brief staat daarom geen bezwaar en beroep open.
De rechtbank heeft het beroep daartegen ongegrond verklaard.
2.    [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bezwaar is gericht tegen een terugvorderingsbesluit en een besluit tot herziening van het recht op kinderopvangtoeslag.
2.1.    [appellante] heeft in het bezwaarschrift van 16 augustus 2017 in de aanhef en de gronden vermeld dat het bezwaar is gericht tegen de brief van de Belastingdienst/Toeslagen van 5 juli 2017 onder vermelding van het kenmerk van deze brief. Ook is in het bezwaarschrift opgenomen: "Er wordt primair € 14.541,00 van belanghebbende terug- en ingevorderd." Dit terugvorderingsbedrag staat in de brief van 5 juli 2017. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat uit het bezwaarschrift blijkt dat [appellante] heeft beoogd bezwaar te maken tegen de brief van 5 juli 2017.
De rechtbank heeft eveneens terecht geoordeeld dat deze brief geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is waartegen bezwaar en beroep openstaat. De brief van 5 juli 2017 is slechts informatief en houdt niet een wijziging van de rechtspositie van [appellante] in. Het rechtsgevolg is al ingetreden met het eerdere besluit van 3 maart 2017 waarbij de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2015 definitief is vastgesteld op nihil en € 14.541,00 aan te veel betaalde voorschotten van haar zijn teruggevorderd. Tegen dit besluit stond wel de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bezwaar van [appellante] tegen de brief van 5 juli 2017 niet-ontvankelijk is.
Het betoog faalt.
3.    Uit het oordeel onder 2.1 volgt dat niet wordt toegekomen aan een bespreking van het betoog van [appellante] dat de Belastingdienst/Toeslagen [persoon] ten onrechte heeft aangemerkt als haar toeslagpartner.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, griffier.
w.g. Wortmann    w.g. Jansen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2019
609.