ECLI:NL:RVS:2019:3175

Raad van State

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
201901613/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.P.M. van Ravels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen bestemmingsplan Park Randenbroek

Op 18 september 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Amersfoort, en het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van 8 januari 2019, waarbij het college het uitwerkingsplan 'Park Randenbroek, zwembadlocatie' heeft vastgesteld. De appellant heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest voor parkeeroverlast bij de verwezenlijking van het plan, dat gestapelde woningen mogelijk maakt langs de Bisschopsweg en de Rubensstraat.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het ontwerpplan ter inzage is gelegd van 27 september 2018 tot en met 7 november 2018, en dat de appellant op 8 november 2018 een zienswijze heeft willen indienen. Echter, volgens de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep worden ingesteld tegen de vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die niet tijdig een zienswijze heeft ingediend. De Afdeling oordeelt dat de appellant niet tijdig heeft gereageerd, ondanks zijn stelling dat het digitaal indienen van de zienswijze tijdelijk niet mogelijk was. De Afdeling concludeert dat er geen rechtvaardiging is voor het niet tijdig indienen van de zienswijze, aangezien er alternatieve manieren waren om deze in te dienen.

Daarom heeft de Afdeling het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 september 2019.

Uitspraak

201901613/1/R2.
Datum uitspraak: 18 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Amersfoort,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 januari 2019 heeft college het uitwerkingsplan "Park Randenbroek, zwembadlocatie" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2019, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. H. Maaijen en ing. K.J. de Groote, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plan vindt zijn grondslag in het door de raad van de gemeente Amersfoort bij besluit van 7 februari 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Park Randenbroek e.o.". In het op 7 februari 2012 vastgestelde bestemmingsplan hebben de in het geding zijnde gronden de bestemming "Wonen - Uit te werken". Deze bestemming moet in overeenstemming met artikel 16, lid 16.2, van de planregels van het op 7 februari 2012 vastgestelde bestemmingsplan worden uitgewerkt. Met het plan worden gestapelde woningen langs de Bisschopsweg en de Rubensstraat mogelijk gemaakt.
[appellant] woont op een afstand van ongeveer 20 m van het plangebied. Hij vreest voor parkeeroverlast bij verwezenlijking van het plan.
Ontvankelijkheid
2.    Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij het college.
Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 27 september 2018 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht liep derhalve tot en met 7 november 2018.
[appellant] heeft op 8 november 2018 per e-mail te kennen gegeven een zienswijze te willen indienen. Na een verzoek tot ondertekening daarvan is op 12 november 2018 een schriftelijke zienswijze ingekomen bij het college.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellant] gestelde omstandigheden dat het digitaal indienen van de zienswijze tijdelijk niet mogelijk was vanwege een storing van 5 november 2019 tot en met 7 november 2019 bij het digitale systeem van DigiD of van de gemeente. Daargelaten of de stelling juist is dat het digitaal indienen van de zienswijze niet mogelijk was, neemt de Afdeling in aanmerking dat het blijkens de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan ook mogelijk was om de zienswijze per post te verzenden of om een zienswijze mondeling kenbaar te maken. Daarnaast kon [appellant] de zienswijze ook in persoon bij het college afgeven. Niet gebleken is dat [appellant] van deze alternatieven geen gebruik heeft kunnen maken. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
Conclusie
3.    Het beroep is niet-ontvankelijk.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.
w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2019
45-911.