ECLI:NL:RVS:2019:3238

Raad van State

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
201906180/1/A1 en 201906180/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen last onder dwangsom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [verzoekster] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 augustus 2019. De rechtbank had het bezwaar van [verzoekster] tegen een door het college van burgemeester en wethouders van Montferland opgelegde last onder dwangsom niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 september 2019 een mondelinge uitspraak gedaan. Tijdens deze zitting heeft [verzoekster] verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het besluit waartegen [verzoekster] bezwaar heeft gemaakt, op 2 oktober 2018 is bekendgemaakt. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift liep van 3 oktober 2018 tot en met 13 november 2018. [verzoekster] heeft haar bezwaarschrift echter pas op 14 november 2018 ingediend, wat buiten de gestelde termijn valt. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen redenen zijn om de termijnoverschrijding te negeren. Daarom heeft hij de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

201906180/1/A1 en 201906180/2/A1.
Datum uitspraak: 12 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te Loerbeek, gemeente Montferland,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 1 augustus 2019 in zaak nr. 19/1128 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het college van burgemeester en wethouders van Montferland.
Openbare zitting gehouden op 12 september 2019 om 12.00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. N. Verheij, voorzieningenrechter
griffier: mr. J.N. Witsen
Verschenen:
[verzoekster];
het college, vertegenwoordigd door J.B.T. Polman.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 1 augustus 2019 van de rechtbank. [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De zaak gaat over het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar dat [verzoekster] heeft gemaakt tegen een door het college aan haar opgelegde last onder dwangsom, omdat het bezwaar volgens het college te laat is ingediend.
De voorzieningenrechter doet met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak.
De voorzieningenrechter:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    wijst het verzoek af.
Daartoe overweegt hij het volgende.
Het besluit waartegen [verzoekster] bezwaar heeft gemaakt is bekendgemaakt op 2 oktober 2018. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de termijn van zes weken waarbinnen [verzoekster] een bezwaarschrift tegen dat besluit kon indienen liep van 3 oktober 2018 tot en met 13 november 2018. [verzoekster] heeft haar bezwaarschrift echter pas daarna, op 14 november 2018, per e-mail ingediend. Er zijn geen redenen gebleken waarom het college aan de termijnoverschrijding voorbij had moeten gaan. Daarom heeft het college, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
w.g. Verheij    w.g. Witsen
voorzieningenrechter    griffier
727.