ECLI:NL:RVS:2019:3358

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
201903860/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
  • J.J. van Eck
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van kennisneming van stukken in hoger beroep inzake nationale veiligheid

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 april 2019, betreffende zaak nr. 18/6277. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in het kader van dit hoger beroep een verzoek ingediend om de kennisneming van bepaalde stukken te beperken, op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze stukken zijn gerelateerd aan een veiligheidsonderzoek dat door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) naar [appellant] is uitgevoerd.

De minister heeft aangevoerd dat kennisneming van deze stukken door de wederpartij de lopende en toekomstige onderzoeken zou bemoeilijken en daardoor schade zou toebrengen aan de nationale veiligheid. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de overgelegde stukken beoordeeld en vastgesteld dat deze verwijzingen bevatten naar bronnen van informatie, waarvan bescherming noodzakelijk is voor zowel de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen als voor de goede taakvervulling van de AIVD.

De Afdeling heeft een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de wederpartij om kennis te nemen van relevante informatie en het belang van de nationale veiligheid. Gezien de omstandigheden heeft de Afdeling geoordeeld dat de belangen van de nationale veiligheid in dit geval zwaarder wegen dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van de stukken. De Afdeling heeft daarom het verzoek van de minister tot beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht en het verzoek toegewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019.

Uitspraak

201903860/2/A3.
Datum beslissing: 8 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 april 2019 in zaak nr. 18/6277 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 april 2019 in zaak nr. 18/6277.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft het rapport van een door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna AIVD) naar [appellant] gedaan veiligheidsonderzoek met daarbij behorende stukken.
Overwegingen
1.    De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen. Kennisneming van de stukken door de wederpartij zal lopende en toekomstige onderzoeken bemoeilijken en daardoor leiden tot schade voor de nationale veiligheid, aldus de minister.
2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    De Afdeling heeft kennis genomen van de overgelegde stukken en daarbij vastgesteld dat deze op veel punten verwijzingen bevatten naar de bronnen van de daarin vervatte informatie. Bescherming van bronnen is van belang zowel ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen als ter verzekering van een goede taakvervulling door de AIVD. Beperking van de kennisneming is daarmee tevens in het belang van de nationale veiligheid. Naar het oordeel van de Afdeling wegen deze belangen in dit geval zwaarder dan het belang van de wederpartij om kennis nemen van de stukken. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat het rapport van het veiligheidsonderzoek niet ten grondslag ligt aan het in de bodemprocedure aan de orde zijnde besluit van de minister. De feiten die de basis vormen voor dit besluit zijn in dit besluit vermeld, zodat [appellant] niet wordt beperkt in zijn mogelijkheid zich hiertegen te verweren.
4.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Klein
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2019
176.