Uitspraak
Datum uitspraak: 9 oktober 2019
BESTUURSRECHTSPRAAK
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het verzoek om handhaving tegen de supermarkt Dirk van den Broek wegens geluidsoverlast had afgewezen. [appellante], woonachtig in Amsterdam, ondervond geluidsoverlast van het laden en lossen van goederen bij de supermarkt. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had het verzoek om handhaving afgewezen, stellende dat de supermarkt zich aan de geldende geluidsnormen hield. De rechtbank bevestigde deze afwijzing, maar [appellante] was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 september 2019 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het geluidsrapport van Peutz buiten beschouwing had gelaten, dat na het besluit op bezwaar was opgesteld, maar dat wel relevant was voor de beoordeling. Dit rapport toonde aan dat de geluidsnormen werden overschreden, wat de Afdeling aanleiding gaf om te twijfelen aan de conclusies van het geluidsrapport van Westerveld, dat door het college was gebruikt om het handhavingsverzoek af te wijzen.
De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van het college alsnog gegrond. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden in stand gelaten, wat betekent dat het college niet opnieuw onderzoek hoeft te doen, aangezien er inmiddels afspraken zijn gemaakt om de geluidsoverlast te beperken. De Afdeling veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten van [appellante].