ECLI:NL:RVS:2019:3438

Raad van State

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
201907157/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en niet-ontvankelijkheid

Op 11 oktober 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was eerder op 3 september 2019 in vreemdelingenbewaring geplaatst. Tegen deze beslissing had hij beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 18 september 2019 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Ben Ahmed, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State overwoog dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom hij de uitspraak onjuist achtte. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de vreemdeling niet in zijn verzoek werd ontvangen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en werd uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2019, waarbij mr. N. Verheij als lid van de enkelvoudige kamer en mr. R. van Dijken als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

201907157/1/V3.
Datum uitspraak: 11 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 september 2019 in zaak nr. NL19.20820 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 3 september 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 18 september 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Ben Ahmed, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000).
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Dijken, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van Dijken
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2019
595.