ECLI:NL:RVS:2019:3461

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
201905263/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
  • D. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep van een vreemdeling tegen besluit staatssecretaris Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van een vreemdeling, die mede voor haar minderjarige kind opkwam. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 14 juni 2019 was genomen. Dit besluit hield in dat de vreemdeling rechtmatig verblijf had, maar het bezwaar tegen een eerder besluit van 26 oktober 2016 werd voor het overige ongegrond verklaard. De vreemdeling had echter de gronden van haar beroep niet vermeld, ondanks een aanmaning om dit te herstellen. De termijn om de gronden in te dienen liep tot en met 12 augustus 2019, maar de vreemdeling heeft hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor heeft de Afdeling geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk behandeld zal worden. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot verzet binnen zes weken na verzending van de uitspraak, waarbij de redenen voor het verzet schriftelijk moeten worden ingediend.

Uitspraak

201905263/1/V3.
Datum uitspraak: 15 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind,
appellante,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak van 28 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:221, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 28 september 2017 in zaak nr. 17/9205 vernietigd, het besluit van de staatssecretaris van 29 maart 2017 vernietigd en bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
Bij besluit van 14 juni 2019 heeft de staatssecretaris vastgesteld dat de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft, het door de vreemdeling tegen het besluit van 26 oktober 2016 gemaakte bezwaar in zoverre gegrond verklaard, en dit bezwaar voor het overige opnieuw ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, advocaat te Utrecht, beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de gronden van haar beroep niet vermeld. Bij aangetekend verzonden brief van 15 juli 2019 is de vreemdeling gewezen op dit verzuim en is zij tot en met 12 augustus 2019 in de gelegenheid gesteld het te herstellen. Hierbij is vermeld dat, wanneer de vreemdeling van deze gelegenheid geen gebruikt maakt, zij ervan moet uitgaan dat niet-ontvankelijkverklaring zal volgen en dat haar zaak dan niet inhoudelijk wordt behandeld.
De vreemdeling heeft de gronden van het beroep niet binnen de gestelde termijn alsnog ingediend. Zij heeft geen redenen aangevoerd waarom het beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.    Het beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.
w.g. Sevenster    w.g. Van Leeuwen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2019
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
-     Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
-     In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
-     Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
373-846.