ECLI:NL:RVS:2019:3700

Raad van State

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
201906190/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016 van de gemeente Maasdriel

Op 6 november 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen Rotech B.V. en de raad van de gemeente Maasdriel. Rotech B.V., een metaalbewerkingsbedrijf gevestigd in Ammerzoden, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van 26 juni 2019, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2016" is vastgesteld. Dit bestemmingsplan betreft het buitengebied van de gemeente Maasdriel, met uitzondering van gebieden die vallen onder het provinciaal inpassingsplan "Tuinbouw Bommelerwaard". Rotech heeft verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreest dat de inwerkingtreding van het bestemmingsplan haar bedrijfsuitbreiding zal frustreren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 29 oktober 2019. Rotech heeft aangevoerd dat zij sinds 2011 in onderhandeling is met de gemeente over de uitbreiding van haar bedrijfsperceel en dat haar verzoek om omgevingsvergunning niet is betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. De raad heeft echter gesteld dat er geen spoedeisend belang is, omdat Rotech het oordeel van de Afdeling in de bodemprocedure kan afwachten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de inwerkingtreding van het bestemmingsplan geen onomkeerbare gevolgen heeft voor Rotech en dat de lopende vergunningenprocedure geen spoedeisend belang oplevert voor het verzoek om een voorlopige voorziening.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 6 november 2019.

Uitspraak

201906190/2/R1.
Datum uitspraak: 6 november 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
Rotech B.V., gevestigd te Ammerzoden, gemeente Maasdriel,
en andere (hierna: Rotech),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Maasdriel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2016" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer Rotech beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft Rotech de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 oktober 2019, waar Rotech, in de persoon van [persoon], bijgestaan door mr. J.J. van Nuland, en de raad, vertegenwoordigd door mr. T.W. Tuenter en A. van Liempt, zijn  verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plangebied omvat het buitengebied van de gemeente Maasdriel, uitgezonderd de gebieden die vallen binnen het provinciaal inpassingsplan "Tuinbouw Bommelerwaard", vastgesteld door provinciale staten van Gelderland bij besluit van 25 februari 2015. Het plan strekt tot actualisatie van de planologische regeling voor het buitengebied.
3.    Het beroep van Rotech is ingesteld door Rotech,  Atron Ammerzoden B.V. en [persoon].
Rotech is een metaalbewerkingsbedrijf. Het bedrijf is gevestigd en feitelijk gesitueerd op het perceel [locatie] in Ammerzoden. Atron is enig aandeelhouder (en bestuurder) van Rotech.
[persoon] woont in de bedrijfswoning op het perceel [locatie] en is enig aandeelhouder en bestuurder van Atron.
4.    Uit het beroepschrift volgt dat het in beroep uitsluitend gaat om de bestemming van het perceel [locatie] en dan in het bijzonder vanwege de gevolgen voor het bedrijfsbelang van Rotech. Dit is ter zitting desgevraagd bevestigd.
5.     De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek een spoedeisend belang ontbeert, nu niet valt in te zien waarom Rotech het oordeel van de Afdeling in de bodemprocedure niet kan afwachten.
6.    De voorzieningenrechter dient eerst te beoordelen of Rotech onverwijlde spoed heeft bij het treffen van de voorlopige voorziening. Beoordeeld dient te worden of de inwerkingtreding van het plan (nadelige) gevolgen kan hebben voor Rotech die later - nadat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure - niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt. Indien niet aannemelijk is dat de inwerkingtreding van het plan onomkeerbare gevolgen kan hebben voor Rotech, dient haar verzoek te worden afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. Ter zitting is dit ook met partijen besproken.
7.    Rotech heeft beroep ingesteld, omdat zij vreest dat het plan de door haar gewenste bedrijfsuitbreiding op het perceel  [locatie] en aangrenzende gronden, zal frustreren. In dit verband is volgens Rotech van belang dat zij reeds vanaf 2011 met de gemeente in onderhandeling is over de uitbreiding van haar bedrijfsperceel en -bebouwing. In dit verband heeft Rotech op 3 juli 2018 (tevens) een aanvraag gedaan om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het college heeft op 2 augustus 2019 aan Rotech schriftelijk medegedeeld dat het voornemen bestaat de gevraagde vergunning te weigeren. Rotech is in staat gesteld een zienswijze te geven op dit voornemen.
Rotech stelt dat haar verzoek om uitbreiding ten onrechte niet is betrokken bij de voorbereiding van het plan.
7.1.    Anders dan Rotech ziet de voorzieningenrechter niet dat de inwerkintreding van het plan voordat in de bodemprocedure wordt geoordeeld op het beroep, onherstelbare gevolgen heeft voor de door Rotech gewenste uitbreiding. In de bodemprocedure tegen het plan zal de Afdeling een oordeel moeten geven over de beroepsgrond van Rotech dat de raad bij het vaststellen van het plan had moeten beslissen op het verzoek om planologische medewerking voor de gewenste uitbreiding. Mocht dat beroep slagen, dan zal de raad over die gewenste uitbreiding alsnog een besluit moeten nemen. Of op dat moment al dan niet ook door het college van burgemeester en wethouders zal zijn beslist over de op 3 juni 2018 gedane aanvraag, maakt dit niet anders. Hoewel die aanvraag ook over de door Rotech gewenste uitbreiding gaat, staat dat besluit los van de uitkomst in het beroep tegen het bestemmingsplan, reeds omdat het bij deze procedures gaat om besluiten afkomstig van twee verschillende bevoegde gezagen. De conclusie is dat de (lopende) vergunningenprocedure en hetgeen daaraan vooraf is gegaan op zichzelf beschouwd geen spoedeisend belang oplevert voor het verzoek van Rotech om het treffen van een voorlopige voorziening in de planzaak.
8.    Rotech heeft voorts gesteld dat spoedeisend belang is gelegen in de omstandigheid dat het college van burgemeester en wethouders het voornemen heeft uitgesproken om een aan Rotech verleende  in rechte onaantastbare omgevingsvergunning op grond waarvan een (geringe) bedrijfsuitbreiding mogelijk is op het perceel [locatie] in te trekken. Tot op heden heeft Rotech geen gebruik gemaakt van die vergunning. Rotech heeft een e-mail overgelegd van 6 oktober 2015, waarin staat dat de betrokken vergunning niet zal worden ingetrokken "zolang er geen nieuw bestemmingsplan van kracht is". Dit betekent volgens Rotech dat zodra het thans voorliggende plan in werking treedt, die vergunning zal worden ingetrokken.
8.1.     Ook de aankondiging in de e-mail van 6 oktober 2015 levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang op bij het verzoek om schorsing van het plan. De inwerkingtreding van het plan staat los van de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om een verleende vergunning in te trekken. Daarbij komt dat de vertegenwoordiger van de raad ter zitting heeft toegezegd dat het college de vergunning niet zal intrekken zolang nog niet is geoordeeld in de bodemprocedure. Die vertegenwoordiger heeft desgevraagd medegedeeld dat hij bevoegd is deze toezegging namens het college te doen.
9.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Milosavljević
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2019
739.