ECLI:NL:RVS:2019:3701

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
201907547/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bouwstop opgelegd door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 september 2019. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in verband met een bouwstop die door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam is opgelegd. Deze bouwstop is vastgesteld bij besluit van 25 september 2019. De voorzieningenrechter heeft op 31 oktober 2019 in een openbare zitting de zaak behandeld.

De voorzieningenrechter, mr. C.H.M. van Altena, heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Hij stelt vast dat de bouwstop reeds het doel van de verzoekers dient, namelijk het voorkomen van bouwactiviteiten. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is dat rechtvaardigt dat er in afwachting van de behandeling van het bodemgeschil een voorziening wordt getroffen. De uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand.

De zitting vond plaats op 31 oktober 2019 om 10:00 uur, waarbij de verzoekers aanwezig waren, vertegenwoordigd door [verzoeker A] en bijgestaan door hun advocaat, mr. R.C.V. Mans. Het college was vertegenwoordigd door mr. M. Hop en mr. N. Schrama. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, specifiek artikel 8:81, dat betrekking heeft op voorlopige voorzieningen.

Uitspraak

201907547/2/A1.
Datum uitspraak: 31 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Amsterdam,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 2 september 2019 in zaak nrs. 19/3736 en 19/20145 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Openbare zitting gehouden op 31 oktober 2019 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter
griffier: mr. S. de Koning
Verschenen:
[verzoekers], vertegenwoordigd door [verzoeker A], bijgestaan door mr. R.C.V. Mans, advocaat te Amsterdam;
Het college, vertegenwoordigd door mr. M. Hop en mr. N. Schrama.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 2 september 2019 van de rechtbank. [verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat het college bij besluit van 25 september 2019 een bouwstop heeft opgelegd. Onder die omstandigheden ontbreekt een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het bodemgeschil een voorziening wordt getroffen als verzocht. Met de bouwstop is immers al bereikt wat [verzoekers] met het verzoek hebben beoogd namelijk dat het niet is toegestaan om te bouwen.
w.g. Van Altena    w.g. De Koning
voorzieningenrechter    griffier
712.