ECLI:NL:RVS:2019:3771
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 6 november 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor vreemdelingen, die op 24 februari 2017 door de staatssecretaris was genomen. De vreemdelingen hadden bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 15 februari 2018. De rechtbank oordeelde op 29 november 2018 dat het beroep van de vreemdelingen gegrond was en vernietigde de beslissing van de staatssecretaris, waarbij deze werd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
In het hoger beroep heeft de staatssecretaris de rechtbankuitspraak bestreden, maar de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de vreemdelingen onvoldoende belang hadden bij een beroep tegen het besluit van 11 augustus 2019, waarin de staatssecretaris alsnog de gevraagde mvv's had verleend. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die op € 512,00 werden vastgesteld, en er werd een griffierecht van € 519,00 opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, griffier.