ECLI:NL:RVS:2019:3773

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
201901836/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank over bouwplan en brandveiligheidsvoorschriften

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 januari 2019. De rechtbank had overwogen dat het college van burgemeester en wethouders van Bergen het bouwplan had getoetst aan de brandveiligheidsvoorschriften in het Bouwbesluit 2012. Deze voorschriften waren opgenomen op de tekeningen die deel uitmaakten van de verleende omgevingsvergunning. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was voor een nadere beoordeling van de brandveiligheid en dat bij een gebonden beschikking geen ruimte bestaat om een omgevingsvergunning te weigeren vanwege privaatrechtelijke belemmeringen.

De mondelinge uitspraak vond plaats op 5 november 2019, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de eerdere uitspraak bevestigde. De Afdeling oordeelde dat [appellante] nog steeds belang had bij de beoordeling van haar hoger beroep, ondanks het feit dat het bestemmingsplan "de Zeven Dorpelingen" was vernietigd. Dit betekende niet dat de gronden waarvan [appellante] mede ontwikkelaar en deels eigenaar is, niet meer ontwikkeld konden worden. Het bouwplan kon een belemmering vormen voor die ontwikkelingsmogelijkheden.

De Afdeling stelde vast dat [appellante] niet had onderbouwd op basis van welk artikel uit het Bouwbesluit 2012 het bouwplan in strijd zou zijn. Ook was niet aangetoond dat de ramen vaststaand moesten zijn. De rechtbank had terecht geoordeeld dat privaatrechtelijke belemmeringen bij een gebonden beschikking geen rol konden spelen, aangezien er geen weigeringsgronden waren in de zin van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201901836/1/A1.
Datum uitspraak: 5 november 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Bergen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 januari 2019 in zaak nr. 18/3116 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen, NH.
Openbare zitting gehouden op 5 november 2019 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer
griffiers: mr. A.J. Soede en mr. N. Bouayad
Verschenen:
[belanghebbende], bijgestaan door [gemachtigde]
het college, vertegenwoordigd door T. Van Hooff
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin is overwogen dat het college het bouwplan heeft getoetst aan de brandveiligheidsvoorschriften in het Bouwbesluit 2012 en dat deze voorschriften zijn opgenomen op de tekeningen die onderdeel uitmaken van de verleende omgevingsvergunning en dat geen reden was voor een nadere beoordeling van de brandveiligheid. Ook heeft de rechtbank overwogen dat bij een gebonden beschikking geen ruimte bestaat om een omgevingsvergunning vanwege privaatrechtelijke belemmeringen te weigeren.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Ontvankelijkheid
[appellante] heeft nog een belang bij de beoordeling van haar hoger beroep. Ook al is het bestemmingsplan "de Zeven Dorpelingen" vernietigd, dit betekent niet dat de gronden waarvan [appellante] de mede ontwikkelaar en deels eigenaar is, in het geheel niet meer kunnen worden ontwikkeld. Het bouwplan kan een belemmering vormen voor die ontwikkelingsmogelijkheden. Bovendien is ter zitting gebleken van enig zicht vanaf de gronden van [appellante] Het hoger beroep is ontvankelijk.
Gronden
[appellante] heeft ondanks herhaald verzoek niet aangevoerd met welk artikel uit het Bouwbesluit 2012 het bouwplan in strijd zou zijn. Niet is onderbouwd op grond van welk artikel het vereist zou zijn dat de ramen vaststaand moeten zijn.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat privaatrechtelijke belemmeringen bij een gebonden beschikking - in het geval er geen weigeringsgronden zijn in de zin van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo- geen rol kunnen spelen.
Het hoger beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
w.g. Minderhoud    w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
270-935.