ECLI:NL:RVS:2019:3789
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen ongewenstverklaring door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 1 februari 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling ongewenst verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 1 april 2019 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 11 oktober 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat M.E. Traas, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld. In de overwegingen werd vastgesteld dat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar niet juist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 november 2019.