ECLI:NL:RVS:2019:3797

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
201906360/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 23 juli 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor wijziging van de beperking van zijn verblijfsvergunning, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De staatssecretaris had op 30 maart 2018 de aanvraag afgewezen en de verblijfsvergunning ingetrokken. Hiertegen had de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit werd op 1 oktober 2018 ongegrond verklaard.

Bij de behandeling van het hoger beroep is de vreemdeling door de griffier gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen. De vreemdeling kreeg de kans om het griffierecht voor 9 september 2019 te voldoen, maar heeft dit niet gedaan. Na een herinnering op 25 september 2019, waarin werd aangegeven dat het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard kon worden bij uitblijven van betaling, heeft de vreemdeling geen redenen aangevoerd om het hoger beroep toch in behandeling te nemen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling in gebreke is gebleven met de betaling van het griffierecht. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 8 november 2019.

Uitspraak

201906360/1/V3.
Datum uitspraak: 8 november 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 23 juli 2019 in zaak nr. 18/8038 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om wijziging van de beperking van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen en die vergunning ingetrokken.
Bij besluit van 1 oktober 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juli 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, advocaat te Velp, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De griffier heeft de vreemdeling er bij brief op gewezen dat zij voor het hoger beroep griffierecht moet betalen. Haar is daarbij verzocht het griffierecht uiterlijk op 9 september 2019 te voldoen. Omdat de vreemdeling dit niet heeft gedaan, heeft de griffier haar bij aangetekende brief van 25 september 2019 laten weten dat het griffierecht binnen twee weken na de dag van verzending van de brief op de rekening van de Raad van State moet zijn bijgeschreven of contant moet zijn betaald. In die brief staat ook dat als het griffierecht niet op die datum is ontvangen, het hoger beroep alleen al daarom niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van Gemert
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2019
345-946.