ECLI:NL:RVS:2019:387

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
11 februari 2019
Zaaknummer
201901055/1/V2 en 201901055/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening

Op 11 januari 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 30 januari 2019 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Hardoar, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 februari 2019 uitspraak gedaan. In de overwegingen werd vastgesteld dat de argumenten van de vreemdeling in het hogerberoepschrift slechts een herhaling waren van eerder aangevoerde standpunten in de rechtbank. Hierdoor was er geen sprake van een nieuwe grief, en voldeed het hoger beroep niet aan de vereisten van de Vreemdelingenwet 2000.

De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201901055/1/V2 en 201901055/2/V2.
Datum uitspraak: 8 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 30 januari 2019 in zaak nr. NL19.738 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 11 januari 2019 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 30 januari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Hardoar, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Hetgeen de vreemdeling in het hogerberoepschrift heeft aangevoerd, is uitsluitend een herhaling van in beroep naar voren gebrachte standpunten, waarop de rechtbank heeft beslist. Derhalve is geen sprake van een grief in de zin van artikel 85, tweede lid, van de Vw 2000. Daarom is niet voldaan aan artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000.
2.    Het hoger beroep is, gelet op artikel 85, derde lid, van de Vw 2000, kennelijk niet-ontvankelijk.
3.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Bosma
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2019
572-853.