ECLI:NL:RVS:2019:3938
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 13 augustus 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond had verklaard. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De staatssecretaris had het bezwaar van de vreemdeling tegen deze afwijzing ook ongegrond verklaard.
De Raad van State heeft de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over het hoger beroep. Echter, de griffier heeft de vreemdeling erop gewezen dat hij griffierecht moest betalen voor het hoger beroep. De vreemdeling heeft dit griffierecht niet betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier.
Uiteindelijk heeft de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling niet heeft voldaan aan de betalingsverplichting. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 21 november 2019.