ECLI:NL:RVS:2019:4046

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
2 december 2019
Zaaknummer
201700257/4/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over bestemmingsplan Melickerveld en stikstofdepositie

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 november 2019 uitspraak gedaan op het verzet van Leigraaf Midden-Limburg B.V. tegen een eerdere uitspraak van 14 augustus 2019. In die eerdere uitspraak werden de beroepen van belanghebbenden, waaronder Stichting Natuur en Milieufederatie Limburg, gegrond verklaard en werd het besluit van de gemeente Roermond tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Melickerveld' gedeeltelijk vernietigd. Leigraaf, die als partij aan het geding deelnam, voerde verzet aan omdat zij meende dat de Afdeling ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling was overgegaan zonder haar te horen. De Afdeling heeft het verzet behandeld op 14 november 2019, waarbij Leigraaf werd vertegenwoordigd door haar gemachtigden en advocaten.

De Afdeling oordeelde dat het verzet geen grond voor twijfel bood aan de juistheid van de eerdere uitspraak. De Afdeling benadrukte dat de beoordeling in verzet beperkt is tot de vraag of de eerdere uitspraak zonder Leigraaf op zitting te horen terecht was gedaan. Leigraaf betwistte niet dat de beroepen gegrond waren, maar stelde dat de Afdeling niet had mogen afzien van een zitting. De Afdeling concludeerde dat de enkele omstandigheid dat Leigraaf niet was gehoord, onvoldoende was om te concluderen dat de eerdere uitspraak niet als kennelijk gegrond buiten zitting had mogen worden afgedaan.

De Afdeling verklaarde het verzet ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing en onderstreepte de discretionaire bevoegdheid van de bestuursrechter om te bepalen of de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit in stand blijven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de relevante wetgeving is in de bijlage opgenomen.

Uitspraak

201700257/4/R1.
Datum uitspraak: 26 november 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
Leigraaf Midden-Limburg B.V. (hierna: Leigraaf), gevestigd te Beek,
opposante,
tegen de uitspraak van de Afdeling van 14 augustus 2019 in zaak nr. 201700257/3/R1.
Procesverloop
Bij uitspraak van 14 augustus 2019, in zaak nr. 201700257/3/R1, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling de beroepen van [belanghebbende A] en anderen, [belanghebbende B] en Stichting Natuur en Milieufederatie Limburg tegen het besluit van de raad van de gemeente Roermond van 13 oktober 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Melickerveld" gegrond verklaard en het besluit gedeeltelijk vernietigd. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Leigraaf, die krachtens artikel 8:26 van de Awb als partij aan het geding, zaak nr. 201700257/3/R1, deelnam, verzet gedaan.
De Afdeling heeft het verzet ter zitting behandeld op 14 november 2019, waar Leigraaf, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. J.L. Stoop en mr. S.T.P. Joosten, beiden advocaat te Eindhoven, en [gemachtigde B], is verschenen.
Overwegingen
1.    Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
2.    Verzet, als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb, betreft uitsluitend de vraag of de Afdeling ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van - in dit geval - de beroepen tegen het besluit van 13 oktober 2016. Dit betekent dat de beoordeling van de Afdeling in deze verzetprocedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder Leigraaf op zitting te horen. Indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat omtrent de uitkomst. Zo ja, dan dient de verzetrechter het verzet gegrond te verklaren opdat nader onderzoek kan plaatsvinden.
2.1.    In de uitspraak van 14 augustus 2019 heeft de Afdeling, onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van 7 november 2018, ECLI:EU:C:2018:882 en de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, geoordeeld dat de raad het bestemmingsplan in strijd met artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 heeft vastgesteld, aangezien hij daarbij heeft verwezen naar de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het Programma Aanpak Stikstof (hierna: PAS). Voorts overwoog de Afdeling onder 7.4 met betrekking tot de schriftelijke uiteenzetting en de nadere stukken van Leigraaf dat de (na vaststelling van het plan) op 24 september 2018 verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, geen aanleiding geeft de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, omdat, daarbij verwijzend naar haar uitspraak van 11 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1185, artikel 19j, vijfde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 en artikel 2.8, tweede lid, van de Wet natuurbescherming slechts een uitzondering maken op de verplichting om een passende beoordeling op te stellen als het plan een herhaling of voortzetting is van een project ten aanzien waarvan reeds eerder een passende beoordeling is gemaakt voor zover de passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren omtrent de significante gevolgen van dat plan. Omdat voor de vergunning eenmalig ontwikkelingsruimte is toegedeeld die in het PAS is gereserveerd en de vergunning aldus eveneens berust op de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt, staat niet vast dat een nieuwe passende beoordeling geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren omtrent de significante gevolgen van dat plan.
3.    Leigraaf betwist in verzet niet dat de Afdeling terecht tot de conclusie is gekomen dat de beroepen gegrond zijn. Volgens haar had de Afdeling niettemin behoren af te zien van vereenvoudigde behandeling wegens de kennelijke gegrondheid van de beroepen. Zij wijst in dat verband op het in haar opdracht opgestelde rapport "Stikstofdepositie Melickerveld, PAS-loze beoordeling" van Koolstra Advies van 26 april 2019 en aanvullingen daarop van 1 november 2019 en 5 november 2019. Daaruit volgt naar haar mening dat de depositie van stikstof ten gevolge van de uitvoering van het bestemmingsplan zowel in de aanleg- (emissies van de machines en transportbewegingen) als in de gebruiksfase (emissies van verkeersbewegingen en stookinstallaties van de woningen) niet zal leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden waarop stikstofdepositie plaatsvindt.
Zou de zaak ter zitting zijn behandeld, dan zouden deze rapporten bij de beoordeling zijn betrokken, zouden tijdens de zitting de rapporten door een ter zake kundig ecoloog zijn toegelicht en zou de Afdeling alsnog tot het oordeel hebben kunnen komen dat geen nieuwe passende beoordeling is vereist, omdat het bestemmingsplan niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Vervolgens had de Afdeling ertoe kunnen overgaan de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten, aldus Leigraaf. Zij wijst er daarbij nog op dat eerst op 16 september 2019 de nieuwe versie van AERIUS Calculator beschikbaar is gesteld, waardoor pas vanaf dat moment de vereiste berekeningen konden worden uitgevoerd voor een ‘PAS-loze’-beoordeling in overeenstemming met de eisen die daaraan door de Afdeling worden gesteld. Leigraaf heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat de in verzet ingebrachte rapporten van 26 april, 1 november en 5 november 2019 informatie bevat die meegewogen moet worden bij de beantwoording van de vraag of twijfel bestaat over de kennelijkheid van de uitkomst voorts een beroep gedaan op het arrest van de Hoge raad van 13 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4296.
4.    De Afdeling merkt op dat het een discretionaire bevoegdheid is van de bestuursrechter om bij de vernietiging van een besluit te bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. De enkele omstandigheid dat de Afdeling, indien zij de zaak op zitting zou hebben behandeld, kennis had kunnen nemen van nadere stukken die mogelijk aanleiding hadden kunnenvormen om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten, vormt onvoldoende grond voor de conclusie dat de Afdeling de beroepen niet als kennelijk gegrond buiten zitting heeft mogen afdoen. Het feit dat de nieuwe versie van AERIUS Calculator eerst recent beschikbaar is gekomen, is een praktische omstandigheid die daaraan niet afdoet. Overigens is in de uitspraak waarvan verzet, onder 7.4, overwogen dat de na vaststelling van het plan verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, anders dan Leigraaf primair had betoogd, in ieder geval geen aanleiding geeft de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. Het beroep van Leigraaf op de uitspraak van de Hoge Raad van 13 mei 2011 kan haar niet baten, omdat in het daar spelende geval de rechtbank de beginselen van een behoorlijke rechtspleging, die meebrengen dat de rechter de belanghebbende na betwisting door de wederpartij tot bewijslevering in de gelegenheid stelt, had geschonden door betrokkene niet de gelegenheid te bieden in verzet alsnog met de benodigde bewijzen te komen. Een zodanige situatie is thans niet aan de orde. Tenslotte betwijfelt de Afdeling of de door Leigraaf met het verzet , zoals ter zitting door haar toegelicht, gewenste versnelling van de procedure,  althans het voorkomen van verdere vertraging daarin, bij een gegrond verzet daadwerkelijk zou worden bereikt.
5.    De conclusie is dat het verzet van Leigraaf geen grond voor twijfel biedt aan de juistheid van de uitkomst van de uitspraak van 14 augustus 2019 en niet tot de slotsom leidt dat voortzetting van het onderzoek nodig was en dat Leigraaf voorafgaand aan die uitspraak door de Afdeling had moeten worden gehoord.
6.    Het verzet is ongegrond.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Helder    w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2019
195-209.
BIJLAGE
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Artikel 8:54
1. Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat:
a. de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is,
b. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,
c. het beroep kennelijk ongegrond is, of
d. het beroep kennelijk gegrond is.
2. In de uitspraak na toepassing van het eerste lid worden partijen gewezen op artikel 8:55, eerste lid.
Artikel 8:55
1. Tegen de uitspraak, bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan verzet doen bij de bestuursrechter.
[…]
4. Alvorens uitspraak te doen op het verzet, stelt de bestuursrechter de indiener van het verzetschrift die daarom heeft gevraagd, in de gelegenheid op een zitting te worden gehoord, tenzij hij van oordeel is dat het verzet gegrond is. In andere gevallen kan de bestuursrechter de indiener in de gelegenheid stellen op een zitting te worden gehoord.