ECLI:NL:RVS:2019:4057
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning asiel en hoger beroep staatssecretaris
Op 4 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking van een aan een vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 30 oktober 2017 was ingetrokken. De rechtbank had op 4 april 2018 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd. Hierop heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld, terwijl de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.T.C. Rebergen, ook incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen de grieven van de staatssecretaris beoordeeld. De eerste grief, die eerder in een andere uitspraak was behandeld, werd als terecht voorgedragen beschouwd, maar leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De tweede grief faalde, zoals eerder was vastgesteld in een andere uitspraak. Het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling werd niet verder gemotiveerd, omdat het geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.
De Raad van State heeft uiteindelijk het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep ongegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank bevestigd en de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.