ECLI:NL:RVS:2019:4123

Raad van State

Datum uitspraak
9 december 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
201908304/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning en inreisverbod

In deze zaak heeft de vreemdeling, die eerder een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd had, een verzoek ingediend om herziening van een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 15 mei 2012, leidde tot de intrekking van zijn verblijfsvergunning en de uitvaardiging van een inreisverbod. De staatssecretaris heeft het verzoek om herziening op 22 september 2016 afgewezen, met een nadere motivering op 29 januari 2019. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 16 april 2019 een tussenuitspraak deed en de staatssecretaris de gelegenheid gaf om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen. Op 18 oktober 2019 verklaarde de rechtbank het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven.

Tegen deze uitspraken heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek beoordeeld. In zijn overwegingen concludeerde de voorzieningenrechter dat het niet aannemelijk was dat de uitspraken van de rechtbank zouden worden vernietigd en dat de staatssecretaris het verzoek om herziening niet had mogen afwijzen. Gezien de belangen van beide partijen heeft de voorzieningenrechter besloten om geen voorlopige voorziening te treffen en het verzoek van de vreemdeling af te wijzen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

201908304/2/V1.
Datum uitspraak: 9 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 16 april 2019 en haar uitspraak van 18 oktober 2019, beide in zaak nr. NL16.2925 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 22 september 2016, nader gemotiveerd bij besluit van 29 januari 2019, heeft de staatssecretaris een verzoek van de vreemdeling om herziening van een besluit van 15 mei 2012, waarbij zijn verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd is ingetrokken en tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd, afgewezen.
Bij tussenuitspraak van 16 april 2019 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om het in de uitspraak geconstateerde gebrek aan dat besluit te herstellen.
Bij besluit van 9 juli 2019 heeft de staatssecretaris het besluit nader gemotiveerd.
Bij uitspraak van 18 oktober 2019 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraken heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraken van de rechtbank zullen worden vernietigd of dat de staatssecretaris het verzoek om herziening uiteindelijk niet had mogen afwijzen. Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.    Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Hanrath
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2019
392.