ECLI:NL:RVS:2019:4128
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- J.J. van Eck
- H.J.M. Baldinger
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep asielaanvraag en vernietiging uitspraak rechtbank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 18 december 2018 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 maart 2019 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, waarbij hij stelde dat de vreemdeling in Suriname geen gegronde vrees voor vervolging had en geen reëel risico liep op ernstige schade.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de vreemdeling betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen gegronde vrees voor vervolging was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een andere uitspraak, ECLI:NL:RVS:2019:4105, het hoger beroep van de partner van de vreemdeling gegrond verklaard, wat van invloed is op de beoordeling van de vreemdeling.
De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 11 december 2019 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. N. Verheij als voorzitter en mr. J.J. van Eck en mr. H.J.M. Baldinger als leden.