ECLI:NL:RVS:2019:4162

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
11 december 2019
Zaaknummer
201902266/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.P.M. van Ravels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van APK-keuringsbevoegdheid van keurmeester na overtreding van regels omtrent steekproefcontrole

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 11 maart 2019 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. De RDW had op 16 april 2018 de APK-keuringsbevoegdheid van [appellant] voor voertuigen tot 3.500 kg voor een periode van zes weken ingetrokken, omdat tijdens een steekproefcontrole was vastgesteld dat er in quarantainetijd aan het voertuig was gesleuteld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de steekproefcontroleur betrouwbaar waren en dat er geen reden was om aan de juistheid van zijn bevindingen te twijfelen. In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de RDW op de bevindingen van de steekproefcontroleur mocht afgaan. Hij voerde aan dat er geen wijzigingen waren aangebracht aan het voertuig en dat de getuigenverklaringen van [persoon B] en [persoon C] niet voldoende waren gewogen door de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de RDW terecht had gehandeld op basis van de bevindingen van de steekproefcontroleur. De verklaringen van [appellant] en de getuigen werden als minder betrouwbaar beschouwd, omdat zij belang hadden bij het behoud van de keuringsbevoegdheid. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201902266/1/A2.
Datum uitspraak: 11 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 maart 2019 in zaak nr. 18/3286 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW)
Procesverloop
Bij besluit van 16 april 2018 heeft de RDW de APK-keuringsbevoegdheid van [appellant] voor de categorie voertuigen tot 3.500 kg voor een periode van zes weken ingetrokken.
Bij besluit van 1 augustus 2018 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 maart 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2019, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. S. Wortel, advocaat te Utrecht, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. E. Aktas, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.    Op 26 maart 2018 heeft [appellant] een algemene periodieke keuring (hierna: APK) uitgevoerd aan het voertuig met kenteken […] en dit voertuig goedgekeurd en afgemeld. Naar aanleiding hiervan heeft de RDW een steekproef uitgevoerd. De steekproefcontroleur heeft bij aankomst geconstateerd dat werd gesleuteld in quarantainetijd.
Besluitvorming
3.    De RDW heeft aan zijn besluit van 16 april 2018, gehandhaafd bij het besluit van 1 augustus 2018, het rapport van de steekproefcontroleur van 26 maart 2018 ten grondslag gelegd. Daaruit volgt dat de steekproefcontroleur bij aankomst heeft geconstateerd dat de auto omhoog op de brug stond, dat de motor draaide, dat [appellant] samen met een collega keek waar de uitlaat lek was en dat een ander bezig was om de banden op spanning te brengen. Dit betreft een overtreding van artikel 31, tweede lid, van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK, waarin staat dat aan het voertuig dat aan een steekproef wordt onderworpen gedurende negentig minuten na het tijdstip van de afmelding geen wijzigingen mogen worden aangebracht en geen metingen met betrekking tot het voertuig mogen worden verricht. Deze overtreding betreft een categorie III overtreding, op basis waarvan de RDW de APK-keuringsbevoegdheid van [appellant] voor de duur van zes weken heeft ingetrokken.
Aangevallen uitspraak
4.    De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van de steekproefcontroleur een gedetailleerd beeld geven van wat hij heeft waargenomen tijdens de steekproef en dat de verklaring in het steekproefcontrolerapport van 26 maart 2018 en de aanvullende verklaring van de steekproefcontroleur, die op 16 mei 2018 aan [appellant] is toegezonden, in elkaars verlengde liggen en geen tegenstrijdigheden bevatten.
De rechtbank heeft het niet aannemelijk geacht dat de steekproefcontroleur zich heeft vergist en dat niet de banden van de auto die in de steekproef viel werden opgepompt, maar van de auto die er naast stond. Die andere auto stond namelijk niet op een brug, maar op de grond. Verder heeft de steekproefcontroleur niet alleen gezien dat de mannen bij de uitlaat stonden, maar ook gehoord dat de motor draaide en de uitlaat lek was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van [appellant] en van [persoon A], niet tot de conclusie leiden dat aan de juistheid van de bevindingen van de steekproefcontroleur moet worden getwijfeld, omdat de steekproefcontroleur geen belang heeft bij het afleggen van een onjuiste verklaring, terwijl [appellant] en [persoon A] een belang hebben bij het behouden van de verleende erkenning en bevoegdheid tot het uitvoeren van APK-keuringen. Ook de verklaring van [persoon B] kan er niet toe leiden dat de RDW niet op de bevindingen van de steekproefcontroleur mocht afgaan, omdat aan de verklaring van de steekproefcontroleur een sterke bewijskracht toekomt en hij - anders dan [persoon B] - als ter zake kundig moet worden beschouwd, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
5.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de RDW op de bevindingen van de steekproefcontroleur mocht afgaan en stelt zich op het standpunt dat er in de negentig minuten na het tijdstip van afmelden geen wijzigingen zijn aangebracht of metingen met betrekking tot het voertuig zijn verricht. Hiertoe voert [appellant] aan dat er ten tijde van de controle ook een cliënt bezig was met het oppompen van de banden van zijn eigen auto, die in de nabijheid stond van auto die in de steekproef viel. Daarnaast is het volgens [appellant] ook praktisch onmogelijk om de banden van een auto op spanning te brengen als deze auto op een brug staat ter hoogte van 165 centimeter. De rechtbank heeft niet onderkend dat de RDW hier ten onrechte aan voorbij is gegaan, terwijl dit maakt dat aan de waarneming van de steekproefcontroleur kan worden getwijfeld. Verder is de rechtbank ten onrechte voorbijgegaan aan de onafhankelijke getuigenverklaringen van [persoon C] en [persoon B], die expliciet hebben verklaard dat er niet is gesleuteld aan de auto en dat er niets is aangepast aan de bandenspanning. De rechtbank motiveert niet waarom aan deze twee verklaringen minder waarde moet worden toegekend dan aan de verklaring van één steekproefcontroleur, aldus [appellant].
5.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 28 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1780) volgt dat aan de inhoud van een rapport van een steekproefcontroleur sterke bewijskracht toekomt en dat in beginsel van de juistheid van een rapport van een steekproefcontroleur mag worden uitgegaan. De steekproefcontroleur heeft immers geen belang bij het afleggen van een valse verklaring.
5.2.    Hetgeen de steekproefcontroleur in het rapport van 26 maart 2018 heeft opgenomen, is reeds weergegeven in overweging 3. Verder heeft de steekproefcontroleur in een aanvullende verklaring, die op 16 mei 2018 aan [appellant] is toegezonden, het volgende verklaard:
"Daarna liep ik richting de garage en op de oprit van het pand zag ik tot mijn verbazing dat ze nog druk bezig waren met de auto die in de steekproef was gevallen. De hefbrug stond omhoog en de auto maakte veel lawaai omdat de uitlaat lek was en de motor nog stond te draaien. De hoogte van de hefbrug stond op apk hoogte en dat is ongeveer 165 cm. En dat is de hoogte van de rijplaten ten opzichte van de grond. De keurmeester stond samen met zijn collega te kijken waar de uitlaat lek was en of ze dit nog konden verhelpen voor de steekproef. Daarbij was ook nog een derde persoon bezig met de auto, deze man was de banden aan het oppompen toen ik binnen kwam. Eerst pompte hij de rechter voorband op de daarna de rechter achterband totdat de ze aangaven dat de steekproefcontroleur binnen kwam tot hun verbazing!"
5.3.    Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de steekproefcontroleur zich heeft vergist en dat niet de banden van de auto die in de steekproef viel werden opgepompt, maar de banden van een andere auto die in de nabijheid stond. Daarvoor is van belang dat de steekproefcontroleur gedetailleerd heeft beschreven wat hij heeft waargenomen en zijn verklaringen in elkaars verlengde liggen en geen tegenstrijdigheden bevatten. De getuigenverklaringen van [persoon B] en [persoon C] zijn daarentegen weinig gedetailleerd. Daarin staat slechts dat niet is gesleuteld aan de auto en dat er niets is aangepast aan de bandenspanning. Die verklaringen kunnen er niet zonder meer toe leiden dat aan de juistheid van de waarnemingen van de steekproefcontroleur, die als ter zake kundig kan worden beschouwd, moet worden getwijfeld. Evenmin biedt de verklaring die [persoon B] ter zitting bij de rechtbank heeft gegeven concrete aanknopingspunten voor het standpunt van [appellant] dat de waarnemingen van de steekproefcontroleur op een vergissing berusten. Daarvoor is van belang dat die andere auto, anders dan de auto die in de steekproef viel, niet op een brug stond, maar op de grond, en dat de afstand tussen deze auto’s om en nabij drie meter bedroeg.
5.4.    Voor zover [appellant] heeft betoogd dat het praktisch onmogelijk is om de banden van een auto op spanning te brengen als deze op een brug van 165 centimeter staat, heeft de RDW verwezen naar een e-mail van 6 augustus 2019 van B. Top, die als APK Adviseur Uitvoering bij de RDW werkzaam is. Top heeft daarin verklaard dat het wel degelijk mogelijk is om de banden van een auto op te pompen als de brug zich op APK-hoogte bevindt (165 centimeter), zelfs als het ventiel zich in de meest ongunstige positie (boven) bevindt, op ongeveer 215 centimeter van de grond.
Nu de steekproefcontroleur in de aanvullende verklaring heeft aangegeven dat de persoon die de banden aan het oppompen was tussen de 175 en 185 centimeter lang was, acht de Afdeling het, anders dan [appellant] stelt, niet onmogelijk dat de banden van de auto op spanning konden worden gebracht terwijl deze op de brug stond.
5.5.    Het voorgaande betekent dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de RDW mocht afgaan op de bevindingen van de steekproefcontroleur. Het betoog faalt.
Conclusie
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Van Ravels    w.g. Van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2019
97-856.
BIJLAGE - wettelijk kader
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 87a, tweede lid, aanhef en onder c:
"De Dienst Wegverkeer kan de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen intrekken of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, indien degene aan wie die bevoegdheid is verleend:
c. handelt in strijd met een of meer andere uit de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen voortvloeiende verplichtingen."
Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK
Artikel 31, tweede lid:
"In de staat van het voertuig dat aan een steekproef wordt onderworpen, worden gedurende negentig minuten na het tijdstip van afmelding geen wijzigingen aangebracht en worden geen metingen met betrekking tot het voertuig verricht."
Bijlage APK Keurmeester 2018 bij de Toezichtbeleidsbrief RDW 2018/2019
Paragraaf 3.4:
"Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van het voertuig en de komst van de steekproefcontroleur aan het afgemelde voertuig te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefherkeuring een goed beeld krijgen van de kwaliteit van de keuring. Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld voertuig door een in de keuringsplaats aanwezig persoon, of dit nu u of ander aanwezig personeel, een klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt "sleutelen in quarantainetijd" genoemd. Dit is een overtreding en wordt gesanctioneerd.
Als u tijdens de uitvoering van de steekproef, inclusief een eventuele herkeuring in beroep, zonder toestemming van de RDW medewerker aan het voertuig wijzigingen aanbrengt of aan laat brengen, wordt dit aangemerkt als een overtreding van de categorie III."