ECLI:NL:RVS:2019:4206
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan vreemdeling
Op 7 oktober 2019 is aan een vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem. Op 21 november 2019 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A.J. Purperhart, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep op 13 december 2019 behandeld. In de overwegingen van de uitspraak werd vastgesteld dat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Afdeling heeft uiteindelijk besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de vreemdeling niet in zijn verzoek wordt ontvangen en dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.