ECLI:NL:RVS:2019:4207
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
Op 13 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 2 augustus 2017 afgewezen, en het bezwaar dat de vreemdelingen hiertegen maakten, werd op 13 maart 2019 ongegrond verklaard. De rechtbank had op 2 augustus 2019 het beroep van de vreemdelingen tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard.
In het hoger beroep dat volgde, werd door de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. J.M. Niemer, niet duidelijk gemaakt waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hen onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling bestuursrechtspraak geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling werd genomen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 13 december 2019.