ECLI:NL:RVS:2019:4373

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
201908400/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Westvoorne

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 december 2019 een mondelinge uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Het hoger beroep is ingesteld door [verzoeker] tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 november 2019. De rechtbank had in die uitspraak het bezwaar van [verzoeker] tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne afgewezen. De voorzieningenrechter heeft op verzoek van [verzoeker] besloten om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne werd geschorst in zijn besluit om het aantal wooneenheden op het perceel van [verzoeker] terug te brengen van vier naar drie. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en het griffierecht aan [verzoeker]. De voorzieningenrechter overweegt dat er aan de zijde van [verzoeker] sprake is van zwaarwegende financiële belangen, aangezien hij twee woningen verhuurt en de huur van een van deze woningen moet worden beëindigd om aan de last te voldoen. De belangen van de huurders zijn ook zwaarwegend. Het college heeft de begunstigingstermijn voor het voldoen aan de last verlengd, en er is geen dringende noodzaak gebleken om de uitspraak in de bodemprocedure niet af te wachten.

Uitspraak

201908400/2/A1.
Datum uitspraak: 19 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 7 november 2019 in zaak nr. 18/4121 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne.
Openbare zitting gehouden op 19 december 2019 om 10:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter
griffier: mr. M. Kos
Verschenen:
[verzoeker], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde];
Het college, vertegenwoordigd door J. Brinkman.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 7 november 2019, verzonden op 7 november 2019, van de rechtbank. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne van 28 juni 2018, kenmerk 182120/182130, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne van 5 juli 2017, kenmerk 159378/160865;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 259,00 (zegge: tweehonderdnegenenvijftig euro) vergoedt.
Daartoe wordt het volgende overwogen.
Op de [percelen] te Westvoorne (hierna tezamen: het perceel) is sprake van vier aaneengebouwde wooneenheden.
Bij besluit van 5 juli 2017 is [verzoeker] gelast het aantal wooneenheden op het perceel terug te brengen van vier naar drie.
Bij besluit van 28 juni 2018 heeft het college het door [verzoeker] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Gebleken is dat aan de zijde van [verzoeker] sprake is van zwaarwegende financiële belangen aangezien hij twee woningen op het perceel verhuurd en de huur van een van deze woningen zal moeten worden beëindigd om aan de last te kunnen voldoen. Voorts zijn er de belangen van de huurders van deze woningen die ook als zwaarwegend aangemerkt dienen te worden. Tegenover de zwaarwegende belangen van [verzoeker] en zijn huurders om niet aan de last te voldoen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist, staan de belangen van het college om de last te effectueren. Het college heeft de begunstigingstermijn hangende de procedure steeds verlengd. Bij besluit van 5 december 2019 heeft het de begunstigingstermijn verlengd tot 6 januari 2020. Er is, mede gelet hierop, niet gebleken dat aan de zijde van het college sprake is van zodanig dringende belangen dat de uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
w.g. Van Altena    w.g. Kos
voorzieningenrechter    griffier
580.