ECLI:NL:RVS:2019:745

Raad van State

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
201804959/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel en proceskostenveroordeling

In deze zaak hebben vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, op 13 juni 2018 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 30 mei 2018. De rechtbank had in deze uitspraak de aanvragen van de vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel afgewezen. Na het indienen van het hoger beroep hebben de vreemdelingen op 26 juli 2018 hun hoger beroep ingetrokken, omdat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hen alsnog een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had verleend. De vreemdelingen hebben de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die zij hebben gemaakt in verband met het hoger beroep. De staatssecretaris heeft op 11 januari 2019 op dit verzoek gereageerd, waarna het onderzoek is gesloten.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de staatssecretaris de vreemdelingen tegemoet is gekomen door hen een verblijfsvergunning te verlenen. Dit betekent dat het verzoek van de vreemdelingen om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond moet worden toegewezen. De Raad van State heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die in dit geval zijn vastgesteld op € 512,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 maart 2019.

Uitspraak

201804959/1/V2.
Datum uitspraak: 6 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het verzoek van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kind, en [vreemdeling 3],
verzoekers,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Awb).
Procesverloop
De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, advocaat te 's-Hertogenbosch, hebben op 13 juni 2018 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 30 mei 2018 in zaken nrs. NL17.7529, NL17.7530 en NL17.7531.
Bij brief 26 juli 2018 hebben de vreemdelingen het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.
Bij brief van 11 januari 2019 heeft de staatssecretaris op dat verzoek gereageerd.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben het hoger beroep ingetrokken nadat de staatssecretaris hen alsnog een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verleend. Hiermee is de staatssecretaris, anders dan hij stelt in zijn brief van 11 januari 2019, de vreemdelingen tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb.
2.    Het verzoek dient als kennelijk gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Yildiz
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2019
594.